Epistemologie
Objectiviteit is noch een toestand van de wereld noch een geestestoestand, maar het resultaat van een goed in stand gehouden openbaar leven.
Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)
Wetenschapsantropoloog Bruno Latour onderzoekt westerse wetenschappers zoals cultureel antropologen ooit ‘primitieve stammen’ bestudeerden. In Laboratory life liet hij zien hoe een wetenschappelijk onderzoeksinstituut ‘feiten’ produceert. Sindsdien moest hij zich altijd verdedigen tegen de beschuldiging dat hij een relativist was, iemand die niet ‘geloofde’ in de feiten. De epistemologie vond immers dat de moderne empirische wetenschap de enige manier was om ware uitspraken te doen over de werkelijkheid. En daarmee leek zij de wetenschap te beschermen tegen bijvoorbeeld politieke beïnvloeding. Maar inmiddels slaan klimaatontkenners en andere obscurantisten de wetenschap om de oren met die ‘mythe van de wetenschap’. Duizenden wetenschappers komen op basis van talloze metingen op onnoemelijk veel plekken en gedurende lange tijd tot een model waarvan zij gezamenlijk vaststellen dat dat met 98% zekerheid de menselijke invloed op de klimaatverandering aantoont. Maar een klimaatontkenner hoeft dan alleen maar te zeggen: ‘Dan is het dus niet objectief waar!’ Volgens Latour is objectiviteit echter iets anders: al die leden van het klimaatpanel hebben rekening gehouden met alle mogelijke tegenwerpingen (of objecties), en dat is ‘de enige bekende manier om een propositie in een feit te veranderen’. Daarom moeten wij de wetenschap als institutie beschermen als onderdeel van een ‘goed in stand gehouden openbaar leven’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De voornaamste oorzaak van de huidige problemen is ons gebrek aan kennis over kennis.
Hun onderzoek naar de biologische grondslagen van kennis is voor de Chileense biologen Humberto R. Maturana (1928) en Francisco J. Varela (1946–2001) aanleiding om te pleiten voor een ‘paradigmaverandering’ in de biologie en de epistemologie. Als je er goed over nadenkt, menen zij, getuigt ieder levend systeem dat in leven blijft van een diepgaande kennis: ‘leven is weten.’ Als wetenschapper of denkend mens moeten wij ons ervan bewust zijn dat alles wat wij vervolgens zeggen over die kennis van planten, dieren en mensen, in een metadomein plaatsvindt ten opzichte van het domein waarin alle leven doorleeft, ook wij. In dat metadomein van de kennis over de kennis ontdekken we onze verantwoordelijkheid voor al onze handelingen. ‘Het is niet de wetenschap dat een bom dodelijk is die bepaalt of we hem al dan niet gebruiken, maar wat we ermee willen bereiken.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik was bijna vijfendertig en ik dacht dat ik één probleem in ieder geval al opgelost had, namelijk hoe je aan een bureau kunt werken en je toch met epistemologie bezighouden.
Toen hij twintig was ging Karl Popper (1902-1994) in de leer bij een oude meester-schrijnwerker in Wenen, waar hij in dienst bleef van 1922 tot 1924. Volgens Popper heeft hij van deze meubelmaker meer over kentheorie geleerd dan van wie ook. Zijn leermeester had de gewoonte hem allerlei vragen te stellen over de geschiedenis waarop de jonge Popper geen antwoord had, maar de man zelf wel. Zo leerde Popper in de praktijk de socratische wijsheid: hij wist dat hij niets wist, en hij wist dat alle kennis die hij in de toekomst nog zou verwerven hem alleen nog maar meer zou laten inzien dat zijn gebrek aan kennis oneindig groot was. Toen de meubelmakerij een grote order van dertig mahoniehouten bureaus met heel veel laden had gekregen, begon de kwaliteit van die bureaus te lijden onder Poppers ‘preoccupatie met epistemologie’. Zijn leermeester kwam tot de conclusie dat Popper ‘te feilbaar en te onwetend’ was voor de meubelmakerij. Nadat Popper het vervolgens een tijdje als sociaal werker en als leraar had geprobeerd, kreeg hij de kans om filosoof van beroep te worden. Hij kon nu dus aan een bureau werken en zich toch met de grote kennisfilosofische kwesties bezighouden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het luiden van de bel was een prikkel voor Pavlov, maar niet voor de hond.
De Russische fysioloog en psycholoog Ivan Petrovitsj Pavlov (1849–1936) was behalve vanwege zijn experimenten met klassieke conditionering ook beroemd om zijn uitvoerige en precieze laboratoriumprotocollen. De Poolse experimentele psycholoog Jerzy Konorski heeft die protocollen gebruikt om te proberen Pavlovs onderzoek naar de geconditioneerde reflex te herhalen. Zoals bekend toonde Pavlov aan dat een hond die steeds te eten kreeg als er eerst een geluid klonk, na verloop van tijd al begon te watertanden als hij alleen dat geluid hoorde. Konorski volgde precies de beschrijving van het onderzoek, maar op het moment dat een assistent het geluid wilde maken, bleek Konorski de klepel uit de bel gehaald te hebben. Het geluid volgde dus niet, maar toch begon de hond te speekselen! Konorski concludeerde dat het geluid een stimulus voor Pavlov was en niet voor de hond.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media