Begrijpen

Veel woorden voor iets nodig hebben betekent meestal dat je er als mens maar weinig van begrijpt.

Augustinus in Belijdenissen (378-379 n.Chr., 2009)

In zijn ‘autobiografie’ dankt Augustinus de Heer dat de woorden van Zijn Heilige Schrift hebben ‘aangeklopt bij zijn hart’. Hoewel de Bijbel bepaald geen dun boek is, stelt Augustinus dat het zoeken meer woorden nodig heeft dan het vinden, het vragen langer van stof is dan het verkrijgen en een hand drukker in de weer is als ze aanklopt dan wanneer ze ontvangt. En hij leest nu de belofte dat wie vraagt zal krijgen, wie zoekt zal vinden en dat er wordt opengedaan voor wie aanklopt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het woord ‘psycholoog’ behoort een scheldnaam te zijn op het gebied van de kunst.

Harry Mulisch in Op weg naar de mythe (1954) in Twee opgravingen (1994)

De Nederlandse auteur Harry Mulisch (1927–2010) is bij het grote publiek vooral bekend van wereldwijde bestsellers als De aanslag en De ontdekking van de hemel. Maar minstens zo interessant is zijn beschouwende werk. In de lezing ‘Op weg naar de mythe’ waarschuwt hij zichzelf voor het feit dat hij geen pure kunstenaar is, want die laat zijn schepping los en gaat weer verder, terwijl Mulisch zijn eigen voortbrengselen ook nog wil begrijpen. En dat laatste bedreigt het scheppingsproces ‘als water het vuur’. Een schrijver die zijn eigen werk probeert te begrijpen, loopt het gevaar dat hij vervolgens volgens één van alle mogelijke interpretaties van zijn werk gaat schrijven. Dan wordt zijn werk vanaf dan niet meer dan een allegorie, een metaforische voorstelling van een abstract idee. Aan de andere kant moet Mulisch ook niks hebben van de psycholoog als buitenstaander, die denkt dat je het werk moet begrijpen vanuit het leven van de schrijver. Het is precies andersom: ‘… het echte kunstwerk maakt gebruik van de persoonlijke problematiek van de kunstenaar, teneinde het algemene uit te drukken.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Er zijn minstens drie redenen waarom je zo nu en dan een filosofisch gesprek met je ouders of met je kinderen zou willen voeren.

Rudolf Kampers & Jan Ewout Ruiter in Filosoferen aan de keukentafel. Recepten voor een goed gesprek (2014)

In hun fraai uitgegeven boekje geven Kampers en Ruiter allerlei aanzetten om te filosoferen in het dagelijks leven met vrienden, kennissen of familie. De drie redenen die volgens hen pleiten voor het belang van ‘thuis filosoferen’ zijn:
1. Gelijkwaardige onderzoekers. Omdat het in een filosofisch gesprek gaat om een gezamenlijk onderzoek op basis van wederzijdse interesse in elkaars denkbeelden, leidt dat tot meer onderling begrip en ‘respect voor elkaars eigenheid’. Daar kan de sfeer aardig van opknappen.
2. Problemen benaderen. Dierbaren zijn vaak betrouwbare gesprekspartners. Zolang iedereen begrijpt dat je geen behoefte hebt aan een preek of een kant-en-klaar advies, kun je prima samen oplossingen voor een probleem verkennen.
3. Je mening vormen, delen of begrijpen. Door de meningen die je in de loop der tijd hebt ontwikkeld, met anderen te bespreken, vorm je nieuwe meningen, deel je je opvattingen met anderen en leer je die van anderen begrijpen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Gedurende ons leven skiën we allemaal van een lange berghelling af, met aan het eind een onvermijdelijke klif zonder bodem.

Aaron Antonovsky in ‘Salutogenesis. Studying health vs. studying disease’ (1990)

Tot zijn eigen verbijstering bleek 29 procent van de door de Israëlische socioloog Aaron Antonovsky (1923-1994) onderzochte vrouwelijk kampoverlevenden emotioneel gezond, ondanks hun gruwelijke ervaringen. Dat zette hem aan het denken over de vraag wat de oorsprong is van gezondheid. Uitgangspunt werd dat iedereen gedurende zijn leven te maken krijgt met stress en problemen, alleen lijken sommige mensen daar beter tegen te kunnen dan andere.
Tot dan toe keek de medische wetenschap uitsluitend naar de ‘pathogenese’, het ontstaan van ziekte. Artsen helpen skiërs met een gebroken been. Maar niemand vraagt naar de ‘salutogenese’ (de term die Antonovsky bedacht omdat er nog geen woord voor was): het ontstaan van veerkracht en gezondheid. Waarom niet kijken hoe je de helling minder steil kunt maken en kunt leren van de vaardigste skiërs.
Gezonde mensen blijken dan te beschikken over een ‘gevoel van samenhang’, wat bestaat uit drie aspecten: het gevoel de situatie te begrijpen, de overtuiging dat je er invloed op uit kunt oefenen en de zin ervan inzien.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je zou kunnen zeggen dat ‘het eeuwige mysterie van de wereld haar begrijpelijkheid is’.

Albert Einstein in ‘Physics and reality’ (1936)

Een citaat met de strekking dat het een eeuwig mysterie is dat de wereld begrijpelijk is, wordt vaak toegeschreven aan Albert Einstein (1879–1955), maar in de bron staat de uitspraak tussen aanhalingstekens. Dat kan twee dingen betekenen: hij presenteert het als een (nieuw) aforisme, of hij citeert (uit het hoofd) Immanuel Kant. Van deze laatste zegt hij namelijk in de volgende zin van het artikel dat het een van de grote ontdekkingen van Kant is dat het zinloos zou zijn om te denken dat er een wereld buiten ons bestond als die niet begrijpelijk zou zijn. Einstein verdedigt hiermee een positie die we realisme noemen, namelijk dat de buitenwereld onafhankelijk van ons bewustzijn of onze wetenschappelijke theorieën werkelijk bestaat. De meeste ‘gewone’ mensen hangen, meestal zonder dat te weten, een dergelijk realisme aan. Maar onder invloed van de kwantummechanica gingen natuurkundigen twijfelen aan de onbetwijfelbaarheid van dit uitgangspunt. Uit hun experimenten leek je te kunnen opmaken dat verschijnselen als licht pas eigenschappen kregen (deeltjes of golf) doordat je ze op een bepaalde wijze onderzocht. Daarmee werd de wereld relatief ten opzichte van onze theorieën erover. Als je Einstein volgt, zou je kunnen zeggen dat het een wonder is dat de werkelijkheid zich iets aantrekt van onze pogingen om haar te begrijpen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Begrip betekent (…) het onvoorbereid en oplettend onder ogen zien en weerstaan van de realiteit – wat die ook moge zijn.

Hannah Arendt in The origins of totalitarianism (1951)

In dit klassieke werk over het totalitarisme zet de Joods-Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt (1906–1975) zich af tegen zowel het ‘roekeloze optimisme’ als de ‘roekeloze wanhoop’. Voor haar zijn ‘Vooruitgang en Doem twee kanten van dezelfde medaille, die beide tot het bijgeloof en niet tot het geloof behoren’. Wat de totalitaire staat betekent voor het individu hebben de gruwelen van het nazisme en het stalinisme inmiddels duidelijk gemaakt.
Aan het begin van haar betoog meent Arendt dan ook dat zij zich moet verdedigen tegen het mogelijke verwijt dat zij door ‘het schandelijke’ te willen begrijpen, het zou ontkennen of de afschuwelijke ervaringen van mensen zou wegverklaren. Daarin past het citaat. Arendt wil dat wij ‘de last die onze eeuw ons heeft opgelegd’ onderzoeken en ‘bewust dragen’, in plaats van hem te ontkennen of ons te ‘onderwerpen aan het gewicht ervan’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als u denkt dat u heeft begrepen wat ik zei, dan heb ik blijkbaar niet duidelijk gemaakt wat ik bedoel.

Alan Greenspan, voormalig voorzitter van de Amerikaanse centrale bank

Zal er ooit een literair werk worden geschreven over de gebeurtenissen die in de tweede helft van het jaar 2008 plaatsvonden onder de noemer van de kredietcrisis? De elementen zijn aanwezig voor een grote tragedie met Griekse trekken. De voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, Alan Greenspan, stond in de jaren waarin de economische zeepbel nog niet was doorgeprikt op Capitol Hill bekend als ‘het Orakel’. Senator Tom Harkin zei ooit dat als Greenspan sprak, hij de indruk wekte altijd precies te weten waar hij het over had. Hij kon de dingen zo zeggen dat niemand kritische vragen wilde stellen, alsof hij alles wist. Uit het citaat op de voorkant blijkt dat Greenspan ook een goed gevoel voor de werking van de paradox had. Overigens is moeilijk na te gaan wat hij nu precies heeft gezegd en wanneer. Maar vaststaat dat er sprake is van een onoplosbare tegenstrijdigheid. Maar misschien mogen we daar verder niets over zeggen, want dan zou het lijken of wij deze uitspraak over zijn uitspraken wel begrepen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het luiden van de bel was een prikkel voor Pavlov, maar niet voor de hond.

Heinz von Foerster in Entdecken oder Erfinden. Wie läβt sich Verstehen verstehen? (1985)

De Russische fysioloog en psycholoog Ivan Petrovitsj Pavlov (1849–1936) was behalve vanwege zijn experimenten met klassieke conditionering ook beroemd om zijn uitvoerige en precieze laboratoriumprotocollen. De Poolse experimentele psycholoog Jerzy Konorski heeft die protocollen gebruikt om te proberen Pavlovs onderzoek naar de geconditioneerde reflex te herhalen. Zoals bekend toonde Pavlov aan dat een hond die steeds te eten kreeg als er eerst een geluid klonk, na verloop van tijd al begon te watertanden als hij alleen dat geluid hoorde. Konorski volgde precies de beschrijving van het onderzoek, maar op het moment dat een assistent het geluid wilde maken, bleek Konorski de klepel uit de bel gehaald te hebben. Het geluid volgde dus niet, maar toch begon de hond te speekselen! Konorski concludeerde dat het geluid een stimulus voor Pavlov was en niet voor de hond.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media