Menselijkheid

De tijd komt van de verachtelijkste mens, die zichzelf niet meer verachten kan.

Friedrich Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra (1883-1885)

In de proloog van Friedrich Nietzsches (1844–1900) visionaire ‘roman’ over de profeet van de Übermensch heeft hoofdpersoon Zarathoestra het over ‘de laatste mens’. Daarbij gaat het over de mens die niet langer ontevreden is met zichzelf en dus ook het (platoonse) verlangen naar zelfoverstijging niet meer kent. Volgens Martha Nussbaum voorspelt Nietzsche hier dat in de toekomst ‘de herkenbare menselijkheid uit de menselijke moraal zal verdwijnen, juist doordat het platonische verlangen naar zelfoverstijging verdwijnt’, althans in de Europese burgerlijke democratie. De zelfgenoegzame burgers menen dat zij het summum van menselijke ontwikkeling zijn en streven niet meer naar verbetering. Juist dat maakt dat zij niet alleen de laatste, maar ook de laagste mensen zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Want menselijk is de wereld niet omdat ze door mensen vervaardigd is, maar ze wordt pas menselijk als ze voorwerp van gesprek is.

Hannah Arendt in Over menselijkheid in donkere tijden (1959)

Op de vlucht voor de nazi’s woonde de Joodse filosofe Hannah Arendt (1906–1975) vanaf mei 1941 in New York. Toen ze in 1943 van andere vluchtelingen voor het eerst over de vernietigingskampen hoorde, kon ze niet geloven dat dat echt waar was. Een halfjaar later moest ze wel. Tot het eind van haar leven heeft ze geprobeerd te analyseren wat er was gebeurd en waarom.
Bij het gesprek waar het in het citaat over gaat, moeten we vooral denken aan de uitwisseling van politieke ideeën en opvattingen. Zolang dat politieke gesprek gaande blijft, kunnen we steeds opnieuw beginnen, kunnen we samen besluiten het anders aan te pakken. Totalitaire regimes zijn er juist op uit een einde te maken aan dat gesprek, door (de dreiging met) geweld, door propaganda en door de pers te breidelen. Arendts idee van een politiek gesprek is ruimer dan het sluiten van compromissen over bezuinigingen of nieuwe wegen, al lijkt het daar tegenwoordig toe te worden verengd. ‘Pas als we over [de wereld] spreken, vermenselijken wij zowel wat zich in de wereld als wat zich in onszelf afspeelt, en door dit spreken leren we menselijk te zijn.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Egoïsme kan alleen bestreden worden door pluraliteit, wat een denkhouding vereist waarin het zelf, in plaats van in zichzelf op te gaan alsof dat de hele wereld was, zichzelf beschouwt als een burger van de wereld.

Hannah Arendt in Responsibility and judgement (2003, p. 141)

Voor Hannah Arendt (1906–1975) is pluraliteit (meervoudigheid) een voorwaarde voor menselijkheid. Deze pluraliteit moet je daarom niet willen ‘opheffen’ in één politieke visie, maar je moet juist de voorwaarden scheppen om de pluraliteit te laten bestaan. Dat betekent overigens niet dat we niet meer moeten oordelen of geen maatschappelijke meningen meer moeten hebben, maar wel dat we moeten streven naar intersubjectieve en representatieve oordelen, dat wil zeggen: opvattingen die bedoeld zijn om gedeeld te worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt. Dat vraagt wel offers. Immanuel Kant heeft daarover gezegd dat we onszelf bij wijze van spreken moeten ‘verloochenen in het belang van anderen’. Daarmee was deze verlichtingsdenker die zijn woonplaats Koningsbergen (Kaliningrad) nooit heeft verlaten, de eerste overtuigde kosmopoliet onder de filosofen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor Kant moesten mensen doof zijn voor de natuur om gehoor te kunnen geven aan de stem van de menselijkheid binnen in ons, voor Serres en Lovelock is een dergelijke doofheid juist het kenmerk van immoraliteit.

Émilie Hache en Bruno Latour in ‘Morality or moralism? An exercise in sensitization’ (in Common Knowledge, 2010)

Hache en Latour vragen de lezer om deel te nemen aan een experiment of oefening in sensibilisatie (gevoelig worden) en desensibilisatie (ongevoeliger worden) in immunologische zin. Daartoe moet de lezer zijn oordeel opschorten over welke wezens wel en welke niet in staat zijn ‘om ons te verplichten tot het antwoorden op hun appel’. Het is een alledaagse ervaring om je meer of minder verantwoordelijk te gaan voelen voor een bepaald, menselijk of niet-menselijk, wezen. Zoals vaak bij Latour is zijn onderzoek naar kennis en wetenschap aanleiding om filosofische clichés om te keren. En daarbij laat hij zich dit keer, behalve door Michel Serres, ook inspireren door James Lovelock, bekend van de Gaiahypothese dat de aarde een soort superorganisme is. Voor veel filosofen is de natuur iets dat we (in onszelf) moeten onderdrukken, teneinde moreel te kunnen handelen. Voor Serres en Lovelock handelen we juist moreel door te horen wat onze natuur ons te zeggen heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media