Zuiverheid

Kijk uit dat je niet verkeizert en verpurpert.

Marcus Aurelius in Tot mijzelf (6,30)

In 161 n. Chr. wordt Marcus Aurelius keizer van het Romeinse Rijk, en tot zijn dood in het jaar 180 schrijft hij tijdens zijn vele veldtochten een boek met ‘dingen die je tegen jezelf zegt’ (Ta heis heauton). In het citaat (vertaling Anton van Hooff) houdt de keizer-filosoof zichzelf voor dat je als machthebber maar al te gauw vergeet dat je eenvoudig, goed, zuiver, waardig, ongekunsteld, rechtvaardig, godvrezend, welwillend en liefdevol moet blijven. Hij wil vastbesloten zijn in het vervullen van zijn taak en de goden eerbiedigen en de mensen beschermen. Want het leven is kort.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Laat ons heiligen zijn als wij dat kunnen, of wij daarin nu zichtbaar en tijdelijk slagen of niet.

William James in The varieties of religious experience (1902)

De pragmatische filosoof en grondlegger van de Amerikaanse psychologie William James (1842–1910) stelt in zijn onderzoek naar de verscheidenheid van religieuze ervaringen vast dat religie, ook als je theologische criteria afwijst en haar louter met je gezond verstand of met de empirische methode onderzoekt, een verheven plek in de geschiedenis behoudt. Economisch gezien zijn de eigenschappen van de heiligen, zoals toewijding aan een hogere macht, zuiverheid, liefdadigheid en ascetisme, onmisbaar voor de welvaart van de wereld. ‘De grote heiligen zijn een rechtstreeks succes, de kleinere zijn op z’n minst herauten en voorboden; en zij kunnen ook het zuurdesem zijn voor een betere wereld.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zuiverheid van hart is: één ding te willen.

Søren Kierkegaard in Onverdeeld één ding te willen (1847, 2010)

In zijn ‘opbouwende toespraak’ Onverdeeld één ding te willen onderzoekt de Deense filosoof Søren Aabye Kierkegaard (1813–1855) wat het betekent om één ding te willen. Om te beginnen legt hij uit dat het voor een mens alleen mogelijk is om één ding te willen als hij het goede wil. Ga maar na welk ander ding het zou kunnen zijn wat je onverdeeld zou kunnen of willen willen. Vervolgens stelt Kierkegaard dat je ‘om werkelijk en waarachtig één ding te willen’ waarachtig het goede moet willen. En daartoe moet je eerst voor jezelf besluiten om van alle ‘verdeeldheid’ af te zien. Want als je het goede wilt om wat je dat misschien oplevert, of uit vrees voor straf, of als je het goede alleen maar tot op zekere hoogte wilt, dan ben je ‘verdeeld’. Ten slotte stelt Kierkegaarde nog vast dat je om waarachtig het goede te willen daar alles voor moet doen of voor moet willen lijden. Maar ‘in het drukke leven, in handel en wandel, van de ochtend tot de avond, luistert het niet zo nauw of iemand helemaal het goede wil. Als hij maar volop in de weer is …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media