Autobiografie
Volwassenen noemen hun spel ‘zaken doen’.
Aurelius Augustinus in Belijdenissen (vert. 2009)
De filosoof en latere kerkvader Augustinus (354–430) schreef met zijn belijdenissen voor zover bekend de eerste ‘autobiografie’. Hij begint die openhartige reflectie op zijn bestaan bij zijn geboorte. Wanneer hij naar school wordt ‘gestuurd’ om te leren en schrijven, bekent hij dat hij daar het nut niet van inzag, ‘helaas’. In die tijd begint hij ook met bidden, in eerste instantie met het verzoek aan God dat hij geen klappen meer zou krijgen. ‘U verhoorde mij niet, en niet tot mijn nadeel.’ Die klappen kreeg hij omdat hij niet erg zijn best deed. Overigens stelt hij vast dat zijn Heer hem voldoende geheugen en verstand had gegeven voor zijn leeftijd. Hij was nu eenmaal gek op spelen, ‘en daar kreeg ik dan straf voor van mensen die ook zoiets deden’. Het probleem was dat die volwassenen hun spel ‘zaken doen’ noemden, en niet zagen dat dat ‘nog veel ergere spelletjes’ waren. En zijn meester die hem sloeg, werd ook driftig en jaloers als hij bij een ‘futiele aangelegenheid’ niet kon winnen van een collega.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Nulla dies sine linea. (Geen dag zonder een regel)
Jean-Paul Sartre in De woorden (1964)
In zijn autobiografische geschrift De woorden reflecteert de Franse filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre (1905-1980) op wat hij bereikt heeft in zijn leven. Hij had al jong het katholieke geloof van zijn jeugd opgegeven en het atheïsme omarmd. Hij besefte dat dat ‘een wrede onderneming’ was, waarvan hij geloofde dat hij die tot het eind heeft volgehouden. Maar hij besefte ook dat hij lange tijd heeft geloofd in de literatuur als een soort surrogaatgodsdienst. Maar ook uit die waan was hij ontwaakt. Hij zag zichzelf weer zitten als zevenjarige in de trein, zonder kaartje. De conducteur, als de instantie tegenover welke elke reiziger zich moet verantwoorden, keek hem minder streng aan. Het leek alsof hij snel tevreden zou zijn met een aannemelijke verontschuldiging. Helaas vond Sartre er geen, en hij had ook geen zin om er een te geven. Hij had het religieuze gewaad afgelegd, maar hij was geen afvallige geworden: ‘Ik schrijf nog steeds. Wat zou ik anders moeten doen? – Nulla dies sine linea.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De tijd van het verleden is het geheugen, de tijd van het heden is de contemplatie, de tijd van de toekomst is de verwachting.
Augustinus in Belijdenissen