Literatuur
Het eerste wat de ervaring te doen staat is ons te bevrijden van de hersenspinsels en onjuiste begrippen die zich in onze jeugd hebben vastgezet.
Arthur Schopenhauer in Bespiegelingen over levenswijsheid (1851, Ned. vert. 1991)
Nu zou het natuurlijk het mooist zijn als je de jeugd hiervoor zou kunnen behoeden. Maar een opvoeding die dat tot doel zou hebben, is volgens Schopenhauer zeer problematisch. Je zou dan de leefwereld van kinderen zeer klein moeten houden en die pas verbreden als ze die helder zouden begrijpen. Een van zijn aanbevelingen voor een dergelijke opvoeding zouden we eventueel wel in de praktijk kunnen brengen. Je moet kinderen dan geen romans laten lezen, maar alleen degelijke biografieën van grote geesten.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Nulla dies sine linea. (Geen dag zonder een regel)
Jean-Paul Sartre in De woorden (1964)
In zijn autobiografische geschrift De woorden reflecteert de Franse filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre (1905-1980) op wat hij bereikt heeft in zijn leven. Hij had al jong het katholieke geloof van zijn jeugd opgegeven en het atheïsme omarmd. Hij besefte dat dat ‘een wrede onderneming’ was, waarvan hij geloofde dat hij die tot het eind heeft volgehouden. Maar hij besefte ook dat hij lange tijd heeft geloofd in de literatuur als een soort surrogaatgodsdienst. Maar ook uit die waan was hij ontwaakt. Hij zag zichzelf weer zitten als zevenjarige in de trein, zonder kaartje. De conducteur, als de instantie tegenover welke elke reiziger zich moet verantwoorden, keek hem minder streng aan. Het leek alsof hij snel tevreden zou zijn met een aannemelijke verontschuldiging. Helaas vond Sartre er geen, en hij had ook geen zin om er een te geven. Hij had het religieuze gewaad afgelegd, maar hij was geen afvallige geworden: ‘Ik schrijf nog steeds. Wat zou ik anders moeten doen? – Nulla dies sine linea.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wanneer er in Afrika een oudere sterft, is dat als een bibliotheek die afbrandt.
Zelf zei de Malinese schrijver en etnoloog Amadou Hampâté Bâ (1901–1991) dat hij was afgestudeerd aan de ‘grote universiteit van het Gesproken Woord die wordt onderwezen in de schaduw van de baobabbomen’. Het gebied waar hij werd geboren, stond toen bekend als Frans Soedan en hij bezocht er wel degelijk ook een Koranschool en later ook Franstalige onderwijsinstellingen. Maar op zijn veertiende liep hij weg van school, terug naar zijn moeder, en later weigerde hij het aanbod om naar de école normale te gaan.
Hij stelde dat de volkeren van het zwarte ras van oudsher weliswaar niet het schrift kenden, maar dat ze daarom wel een hele bijzondere vorm van het gesproken woord hebben ontwikkeld. En deze literatuur is niet minder mooi dan die in de geschreven vorm. Talloze schitterend verwoorde epen, historische verhalen, leerdichten, mythen en legenden werden bewaard in de ‘fenomenale geheugens’ van de mannen van de orale traditie.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het verkennen van onze emotionele geografie is een belangrijk aspect van het streven naar zelfkennis.
Een van de dingen die de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum (1947) zich afvraagt, is of we genoeg hebben aan de filosofie en de filosofische manier van schrijven – koel en duidelijk – om tot het goede leven te komen. In de traditie van de westerse filosofie is het vanaf Plato gebruikelijk dat ethische teksten alleen een beroep doen op het verstand. Plato vond dat in een ‘ethisch leerproces’ het denken gescheiden moet worden van ‘onze louter menselijke delen’: emoties, gevoelens en zintuiglijke ervaringen. Daarom moesten we ons verre houden van de literatuur, die een beroep doet op die aspecten.
Als we een tragedie lezen, reageren we in eerste instantie emotioneel. We leven mee met de tragische helden en ondergaan hun dilemma’s. Pas daarna gaan we reflecteren en proberen we een morele positie in te nemen. ‘Wat we van de gebeurtenissen vinden, ontdekken we voor een deel vanuit het besef hoe we ons voelen.’ In een tragedie zien we mensen van vlees en bloed, wier mogelijkheden deels worden bepaald en beperkt door wat hun overkomt. Die kwetsbaarheid van de mens die zijn best doet, maar tegen onoplosbare morele dilemma’s aanloopt, maakt hem niet minder ‘voortreffelijk’, maar is misschien wel onlosmakelijk verbonden met het streven naar het goede.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ieder mens bevindt zich eenzaam in zijn eigen heden.
Harry Mulisch in Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap (1987)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Elke serieuze roman moet filosofie maken uit de kleinigheden van het dagelijks leven.
Orhan Pamuk in The New York Times (11 november 2012)
Als er werkelijkheidszin bestaat, moet er ook mogelijkheidszin bestaan.
Robert Musil in De man zonder eigenschappen (1930-1932)
Het monumentale, maar helaas onvoltooide Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil (1880-1942) werd in Duitsland uitgeroepen tot de grootste Duitse roman van de twintigste eeuw. Hoewel het verhaal over de ondergang van de burgerlijke cultuur in Oostenrijk-Hongarije vaak hilarisch en soms ontroerend is, is het ook een indrukwekkend essayistisch experiment. Het citaat is de titel van hoofdstuk 4 uit het eerste deel van boek één.
Poëzie is het spontaan overstromen van krachtige gevoelens: zij komt voort uit een emotie die in rust wordt opgeroepen.
William Wordsworth in het voorwoord van Lyrical ballads (1800)
Het voorwoord dat de Engelse dichter William Wordsworth (1770-1850) schreef bij de Lyrical ballads (in eerste instantie gepubliceerd samen met Samuel Taylor Coleridge) wordt beschouwd als een van de kernteksten van de romantische literaire theorie. Wordsworth pleit daarin voor een nieuwe vorm van poëzie, die de ‘echte taal van de mensen’ gebruikt en niet langer de verwrongen stijl van de 18de-eeuwse dichtkunst. De schrijver Tim Parks (geïnterviewd in NRC Handelsblad, 27 augustus 2009) zegt zich pas sinds kort te realiseren hoe gevaarlijk die koppeling van emotie en literatuur is: voor je het weet ga je emoties opzoeken om erover te kunnen schrijven. Maar wat Parks nog verwerpelijker vindt is de overtuiging, die hij eerst ook deelde, dat literatuur een ‘levensvoorwaarde’ is, dat je geen werkelijk waardevolle ervaringen kunt hebben als je niet in staat bent om ze in woorden uit te drukken.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De mens is een schobbejak! … En een schobbejak is hij, die hem daarom een schobbejak noemt.
Fjodor Michajlovitsj Dostojevski in Misdaad en straf (1866; vertaling Jan Meijer)
F.J.J. Buytendijk (1887-1974), een van de pioniers van de Nederlandse psychologie, raadde zijn studenten aan om niet te veel academisch-psychologische boeken te lezen. Er werd gefluisterd dat hij dat zelf ook niet deed. Om inzicht te krijgen in de mens was het volgens hem veel beter om veel (goede) romans te lezen, waarbij Dostojevski als een van de grootsten gold. Voor Buytendijk is de bron van ‘werkelijk psychologisch inzicht en psychologische vorming’ dezelfde als die van de goede roman. In De psychologie van de roman – studies over Dostojevski (1962) noemt hij deze bron ‘de ervaring omtrent de mens’. Het begrip ‘ervaring’ heeft zich volgens Buytendijk in de ontwikkeling van de ‘wetenschappelijke’ psychologie verengt tot het toepassen van methoden en technieken die vooral geschikt zijn voor ‘geïsoleerde psychologische processen’. Buytendijk wil echter, net als romanschrijvers als Dostojevski, de mens begrijpen vanuit ‘de eenheid van de persoonlijkheid en het wijsgerig inzicht in het wezen van de mens’. Overigens komt die wens voort uit wat hij de ‘nood’ van de mens in de praktijk van het leven noemt.