Cogito

Vóór het ego cogito is er een ego conquiro: ‘Ik verover’ is de praktische fundering van ‘Ik denk’.

Enrique Dussel, geciteerd in Ubuntu – Stroom van het bestaan als levensfilosofie van Mogobe Rasmose (2017)

De Argentijns-Mexicaanse geleerde Enrique Domingo Dussel Ambrosini (1934) is een van de belangrijkste zogenaamde bevrijdingsfilosofen. In het citaat drukt hij, met instemming van de Afrikaanse denker Rasmose, de overtuiging uit dat het kolonialisme niet alleen allerlei maatschappelijke aspecten heeft, maar ook filosofische. Volgens hem gaat er nog iets vooraf aan het fundament van de moderne filosofie van Descartes (‘ik denk, dus ik ben’). De westerse filosofie ‘situeerde alle mensen en alle culturen … binnen haar eigen grenzen als manipuleerbare gereedschappen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We zouden ‘het denkt’ moeten zeggen, zoals we ook ‘het onweert’ zeggen.

Georg Christoph Lichtenberg in Sudelbücher

Als je probeert te bedenken waar je gedachten vandaan komen, kun je eigenlijk niet volhouden dat het jouw gedachten zijn. Dan zou je ze namelijk al moeten hebben voor je ze hebt. Georg Christoph Lichtenberg (1742–1799) stelt dat het daarom al te veel is om cogito (ergo sum) te zeggen, zoals Descartes deed om daarmee een onbetwijfelbare grond te vinden. Overigens gaat het in het gedachte-experiment van Descartes in eerste instantie niet om denken, maar om twijfelen. De ervaring van het twijfelen leerde hem dat je aan alles kunt twijfelen (de hele zintuiglijke werkelijkheid), behalve aan het feit dat je twijfelt. En twijfelen is een vorm van denken, dus … Maar als je cogito vertaalt met ‘ich denke’, introduceer je een ‘ik’ die niet de bron van de gedachten kan zijn. ‘Het aannemen, het postuleren van het ik is een praktische behoefte.’ We kunnen immers ook niet beweren dat mijn gedachten eigenlijk de jouwe zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De Ander is de verzwegen vooronderstelling van het Cartesiaanse cogito.

B.J. Kouwer in Existentiële psychologie. Grondslagen van het psychologisch gesprek (1973)

Als je over de mens, het bewustzijn of de geest begint te praten, veronderstel je al dat die bestaan, want zonder (mede)mens, bewustzijn of geest kan er niet worden gepraat. Het bestaan van het bewustzijn (van de ander) kun je daarom ‘absoluut evident’ noemen. Psychologen die het gedrag van hun onderzoeksobjecten als ‘bewusteloos’ of ‘onbewust’ beschouwen, veronderstellen dat bewustzijn nog altijd wel bij hun vakgenoten als ze het over ons, zielloze schepsels, hebben. Er is een filosoof nodig om hen op deze fundamentele fout te wijzen. Of een kritische collega als Kouwer.
‘Evident’ betekent zoveel als ‘vanzelfsprekend’ en ‘absoluut’ betekent hier: onafhankelijk van wie er praat en wanneer. Een van de bekendste filosofische ‘evidenties’ is de zekerheid waarop de twijfel van Descartes uiteindelijk stuit: ‘ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum). Dit individuele bewustzijn (subject) was daarna lange tijd het referentiekader van het moderne denken. Maar ‘cogito’ zou je volgens Kouwer moeten opvatten als een ‘(mede)menselijke bezigheid’ en het ‘sum’ als ‘er zijn’. Niet alleen ik ben, maar ook de ander is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media