Nieuws

De paar minuten die je in het stemhokje doorbrengt, kunnen wel eens de effectiefste minuten zijn van de volgende paar jaren.

Stijn Bruers in Beter worden in goed doen – Vergroot je impact met effectief altruïsme (2018)

Wie goeddoen goed wil doen, moet zijn oor te luister leggen bij de ‘effectief altruïsten’. Als je de wereld wilt verbeteren kun je natuurlijk denken aan donaties aan goede doelen, maar kies dan een doel dat de beste ‘prijs-kwaliteitverhouding’ heeft, net als wanneer je een wasmachine koopt. Je kunt overigens ook je tijd inzetten. En ook dan probeert de effectief altruïst te bepalen waar je het best in kunt investeren. Het lijkt niet veel, die ene stem naast de miljoenen andere, maar het kost ook maar heel weinig tijd om daarmee het beleid van een land, provincie of gemeente te beïnvloeden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wanneer het tapijt onder je voeten wordt weggetrokken, begrijp je meteen dat je je bezig moet gaan houden met de vloer …

Bruno Latour in Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2017, 2018)

Volgens Latour gaap je van verveling als je wordt gevraagd op te komen voor de natuur, maar ben je meteen klaarwakker als je je territorium moet verdedigen. ‘Oog in oog met Gaia’ beseffen we dat natuur territorium geworden is: niet langer iets wat buiten ons staat, maar iets waar we zelf deel van uitmaken. En dat is iets wat ‘veel vitaler, veel existentiëler – en ook veel begrijpelijker, want veel directer is’. Omdat de volken die door de moderniserende westerlingen werden gekoloniseerd noodgedwongen experts zijn geworden in hoe je ‘verovering, uitroeiing en inbezitneming van land overleeft’, kunnen we juist van hen veel leren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is het dier dat geen dier wil zijn.

Markus Gabriel in De zin van denken (2018, 2019)

Met dit citaat begint Gabriel (1980) zijn boek, waarin hij het denken benadert als een zintuig dat net als de andere zintuigen contact maakt met de werkelijkheid. Dat de mens geen dier wil zijn komt doordat hij/zij is gaan nadenken over wie of wat hij/zij eigenlijk is. Wij hebben allemaal zo’n mensbeeld, of we dat nu beseffen of niet. En op grond hiervan pretenderen we ook te weten wat een goed leven is en we baseren er onze ethische principes op. Is de mens de mens een wolf, of verdient hij onze naastenliefde?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Om mee te bouwen aan een mooie wereld, zul je onzekerheidsvaardig moeten worden.

Merlijn Twaalfhoven, ‘Verhalenvertellers’ in Joris Luyendijk – Hoop (2019)

Desgevraagd vertelt componist Merlijn Twaalfhoven dat hij zijn hoop gevestigd heeft op verhalenvertellers. Daar gaat een analyse aan vooraf van wat er allemaal ‘scheef’ is in de wereld: ‘We werken te hard, kopen te veel, zijn voor de verkeerde dingen bang, en worden van de verkeerde dingen blij.’ In het nieuws horen we alleen maar verhalen over zaken die ons boven de pet gaan. Vanwege de teloorgang van de georganiseerde religie zijn er geen predikanten of imams meer die aan de hand van de heilige verhalen het grote konden vertalen naar de hoop voor jou in het klein. Daarom kunnen we alleen nog vertrouwen op kunstenaars, creatieve denkers en praktische idealisten. Zij zijn ‘onzekerheidsvaardig’ want zij durven anders te kijken, betere vragen te stellen, authentiek contact te maken en te experimenteren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Denken’ betekent de rol van moralist vervullen.

Umberto Eco in ‘Over de oorlog’ in Vijf morele dilemma’s (1997)

@Antwoord = In april 1991 schreef de semioticus en schrijver Umberto Eco een verhandeling over wat hij ‘de Oorlog, met hoofdletter O’ noemt. Hij bedoelt daarmee onder andere de ‘warme oorlog’ die met expliciete instemming van vrijwel alle naties op dat moment wordt gevoerd (de Eerste Golfoorlog) en waarvan hij dan al vermoeden kan dat iedereen achteraf zal vinden dat de afloop van die oorlog ‘bevredigend is’, omdat de doelen zijn bereikt. Toch beweert Eco dat oorlog ‘onmogelijk en nutteloos’ is.
Het is hem opgevallen dat allerlei intellectuelen klagen dat ‘de intellectuelen’ niet genoeg stelling nemen in het conflict. Hij kan deze schijnbare tegenstrijdigheid alleen verklaren door het verlangen naar ‘stellingname’ te begrijpen als de eis om te kiezen tussen twee veronderstelde partijen. Deze verklaring wordt ondersteund door het gegeven dat als iemand zijn mening geeft, hij of zij onmiddellijk wordt beschuldigd een ‘pro-kapitalistische oorlogsgezinde’ of een ‘pro-Arabische pacifist’ te zijn. Maar voor Eco is een intellectueel niet iemand die een ‘beslissing’ moet nemen, maar juist iemand die als voornaamste plicht heeft om zijn eigen ‘partijgenoten’ te bekritiseren door de nuances en ambiguïteiten van hun standpunt aan het licht te brengen.
Timon Meynen