Wijsheid

Een verzameling mooie uitspraken is meer waard dan een hoop schatten.

Isocrates

Genoemde uitspraak is natuurlijk vooral waar voor wie zijn beroep heeft gemaakt van het schrijven van toespraken (of kalenderwijsheden), want daarin komt een welgekozen citaat altijd van pas. Dat laatste geldt zeker voor Isocrates (436-338 v.C.), een der grote redenaars van het antieke Athene. Omdat hij een zwakke stem had en nogal snel zenuwachtig werd, schreef hij in eerste instantie vooral voor anderen, maar later stichtte hij een beroemde retorenschool, waaruit volgens Cicero ‘net als uit het paard van Troje enkel vorsten kwamen’.
Anders dan zijn leermeesters, de Sofisten, bracht Isocrates zijn leerlingen niet alleen de theorie en de praktijk van de welsprekendheid bij, maar ook politiek en ethiek. Als docent retorica kwam hij niettemin nu en dan in aanvaring met zijn tijdgenoot Plato, die weinig ophad met de kunst van de welsprekendheid, juist omdat redenaars zowel leerden de waarheid als de leugen te verdedigen. Het moet ook gezegd worden dat Isocrates het verwerven van de deugd nogal opportunistisch propageerde: alleen met een goede reputatie kun je je medeburgers overtuigen …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je weet of iemand verstandig is door zijn antwoorden. Je weet of iemand wijs is door zijn vragen.

Naguib Mahfouz

Na een studie filosofie begon de uit Egypte afkomstige Naguib Mahfouz (1911–2006) aan een schrijverscarrière, die hem onder meer, als eerste en tot op heden enige Arabische auteur, de Nobelprijs voor de literatuur bracht (1988). Na een eerste, naturalistische periode, is zijn werk te karakteriseren als existentialistisch, met als thema de verstoorde verhouding tussen een individu en zijn omgeving. Nog op 82-jarige leeftijd overleefde hij een aanslag op zijn leven door moslimextremisten.
In het citaat verbindt Mahfouz twee bekende filosofische thema’s: ten eerste het verschil tussen (gezond) verstand en wijsheid en ten tweede het belang van het stellen van (de juiste) vragen tegenover het geven van antwoorden. Wie kennis vergaart, ontwikkelt zijn verstand en weet het antwoord op steeds meer vragen. Maar werkelijk inzicht ontstaat alleen waar de juiste vragen worden gesteld. Zoals Socrates al meende dat je met de juiste vragen zelfs een slaaf tot inzicht in de wiskunde zou kunnen brengen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Filosofen zijn buitensporig vaardige moordenaars van vele wijze spreuken.

Timon van Phlius

De in Phlius op de Peloponnesos geboren Timon (ca. 320–230 v.Chr.) was ooit koorddanser, maar werd later een sceptisch filosoof als leerling van Pyrrho, tegen wie ‘geen sterveling het durft op te nemen’. Hij werd beroemd met een reeks satirische gedichten genaamd Silloi, die hij schreef tussen het drinken en filosoferen door. En ‘als hij last had van het lawaai van zijn dienstmeisjes en honden, hield hij op met schrijven, want hij was erg gesteld op een rustig werkklimaat’ (aldus Diogenes Laërtius). Van Timon zijn slechts 140 regels overgeleverd. Bijna alles wat we weten over de inhoud van zijn denken, is gebaseerd op citaten in het werk van Sextus Empiricus. Het citaat lijkt erop te wijzen dat Timon de filosofen verwijt dat zij de wijsheid eerder verkleinen dan vergroten, maar misschien is het wel ironisch bedoeld.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

In hemel en aarde is méér, Horatio, dan waar je wijsbegeerte van durft dromen.

William Shakespeare in Hamlet, Eerste bedrijf, Vijfde toneel (ca. 1602, 2007)

Hoewel dit beroemde toneelstuk vol ‘actie’ zit, wordt het wel beschouwd als het meest filosofische dat William Shakespeare schreef. Hamlet, ‘de mijmeraar over de lotsbestemming van de mens’ (Willy Courteaux), blijft ook nadat er bibliotheken over zijn volgeschreven een groot raadsel, ‘de Mona Lisa van de literatuur’ (T.S. Eliot).

In het stuk speelt Horatio, de beste vriend van Hamlet, een belangrijke rol als de rationalist die garant staat voor de realiteit van de geest (van Hamlets vader) die komt vertellen dat hij is vermoord door zijn broer.

Hamlet spreekt zijn sceptische studievriend dus aan op diens ‘wijsbegeerte’, die geen plaats zou laten voor … ja, voor wat eigenlijk. De Engelse tekst luidt: There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy. Volgens Charivarius (in Is dat goed Nederlands?, 1940) wordt dit ten onrechte wel vertaald als ‘Er is meer tussen hemel en aarde dan uw filosofie vermoedt’, waarvan het eerste deel een vaste uitdrukking is geworden. Charivarius vindt het dan echter een banaliteit worden: ‘uw filosofie kan niet alles tussen het uitspansel en de grond verklaren.’ In het origineel wordt echter het voorzetsel ‘in’ gebruikt, en daarmee is het niet langer banaal: ‘Er zijn meer bovenaardse en aardse dingen dan uw filosofie bevroedt.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wijsheid is als airmiles of littekenweefsel: als het meer wordt, gebeurt dat bij toeval terwijl je met iets anders bezig bent.

Barbara Kingsolver, ‘How to be hopeful’, toespraak bij de afstudeerceremonie van Duke University, North Carolina, VS (11 mei 2008) 

De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolver (1955) herinnert zich nog hoe zij zich voelde toen ze zelf net was afgestudeerd: alsof ze vrijwel alles wist. Tientallen jaren later kan ze bijna niet geloven hoe weinig kennis ze bezit. In de tussentijd is ze dus haar slimheid kwijtgeraakt, en weet ze wel beter. Terwijl je wijsheid eigenlijk niet actief kunt verwerven (zie het citaat), verwachten mensen wel dat je ‘wijs’ bent als je gestudeerd hebt. Ook van schrijvers verlangen mensen dat. Als ze van een boek houden, bedoelen ze meestal dat ze het een wijs boek vinden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie anderen kent is wijs; wie zichzelf kent is verlicht. Wie anderen overwint is sterk; wie zichzelf overwint is machtig.

Laozi in Tao te tsjing (vertaling Carolus Verhulst, 1979)

Volgens de overlevering is deze klassieke (= tsjing) tekst over de weg (= Tao) van de deugd (= te) in de zesde eeuw voor Christus opgeschreven door Laozi (Laoa Tze of Lao-tse) (604-507 v.Chr.). Deze stichter van het taoïsme is daarmee een tijdgenoot van Confucius, van Gautama Siddharta (de Boeddha) en van de joodse profeten Jeremia, Ezechiël en Jesaja. Laozi zou zijn ideeën hebben opgeschreven op verzoek van een grensbeambte die hij ontmoette toen hij na een bestaan als staatsarchivaris met onbekend bestemming was vertrokken op een reis waarvan hij niet zou weerkeren. Overigens is het een leer-die-geen-leer-wil-zijn. De openingszin luidt: ‘Het Tao dat kan worden uitgesproken / is het eeuwige Tao niet.’

Op internet vind je een site (http://home.pages.at/onkellotus/TTK/_IndexTTK.html) met maar liefst 150 vertalingen van de Tao te tsjing, waarvan vijf in het Nederlands (en daar is de op de voorkant geciteerde nog niet eens bij). In deze vertalingen wordt vooral gevarieerd op slim, wijs en verlicht en op machtig, standvastig, krachtig en sterk. Een prozavertaling is die van Roel Houwink (1985): ‘Mensenkennis getuigt van schranderheid, zelfkennis getuigt van inzicht. Wie anderen overheerst, bezit macht; zelfbeheersing geeft blijk van innerlijke kracht.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De HEER heeft mij vóór al het andere verworven / toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij.

Spreuken 8:22 (Nieuwe Bijbelvertaling)

Wie is hier aan het woord? Degene die door filosofen wordt begeerd: Wijsheid. Volgens kerkhistorica en theologe Annine van der Meer gaat het hier om de godin Sophia. Volgens haar zijn er zelfs Aramese vertalingen uit het Hebreeuws van Bijbelboek Genesis waaruit blijkt dat de redacteur pas in de zesde eeuw het woord ‘wijsheid’ heeft vervangen door ‘begin’. Eigenlijk luidt de eerste zin van het heilige boek van de christenen: ‘Samen met Wijsheid/Sophia schiep God de hemel en de aarde.’ Vandaar dat Van der Meer de ‘Academie PanSophia, kenniscentrum matriarchaat en eenheidsbewustzijn’ heeft gesticht.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

God, geef mij de kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, de moed om te veranderen wat ik kan veranderen en de wijsheid om het verschil tussen beide te zien.

Reinhold Niebuhr? (1943?)

Het zogenoemde ‘sereniteitsgebed’ is vooral beroemd geworden omdat het door de Anonieme Alcoholisten is geadopteerd als een soort samenvatting van de diepste wens van hun leden. Lange tijd werd het citaat toegeschreven aan de Amerikaanse, protestantse theoloog Reinhold Niebuhr (1892-1971), al zijn er volgens sommigen varianten van het idee te vinden bij Franciscus van Assisi en Aristoteles. De dochter van Niebuhr, Elisabeth Sifton, schreef in 2003 een boek over het gebed, waarin ze het dateert in een preek van haar vader uit het jaar 1943.
De samensteller van The Yale book of quotations, Fred R. Shapiro, heeft echter citaten gevonden in krantenartikelen uit de jaren dertig van de twintigste eeuw, die sterk lijken op het gebed, zonder dat daarin wordt verwezen naar Niebuhr. Overigens was de laatste ook enigszins bescheiden als het ging om zijn auteurschap: ‘Het kan natuurlijk al jaren of eeuwen hebben rondgespookt, maar ik denk toch echt dat ik het heb geschreven.’ Het kan zijn dat Niebuhr zonder dat zich te herinneren al in eerdere preken iets dergelijks had gezegd, en dat hij ook al in de kranten in de jaren dertig wordt geciteerd. Shapiro vindt het dan wel gek, gezien de beroemdheid die hij toen was, dat zijn naam er niet bij werd genoemd.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Hoe komt het dat een kreupele ons niet boos maakt en een kreupele geest ons wel boos maakt?

Pascal in De gedachten (1670, 1889; VII:19)

‘Omdat een kreupele erkent, dat wij goed gaan, maar een kreupele geest zegt dat wij hinken.’ Deze idee van Pascal staat in een hoofdstuk dat gaat over ‘’s menschens grootheid en ellende’. Hij verwijst in dit verband ook naar de Griekse stoïcijn Epictetus die zich afvroeg waarom wij niet kwaad worden als iemand zegt dat wij hoofdpijn hebben, maar wel als iemand zegt dat we slecht redeneren of een verkeerde keuze maken. Volgens Pascal komt die kwaadheid in beide gevallen voort uit het feit dat wij wél zeker weten dat we niet kreupel zijn en geen hoofdpijn hebben, maar dat we er níét zo zeker van zijn of wij wel ‘het ware’ hebben gedacht of gekozen. We worden boos als iemand dit aan het licht brengt, en het brengt ons aan het twijfelen. Want bij zoveel verschillende visies moeten we ‘onze wijsheid verkiezen boven die van zoveel anderen, en dat is vermetel en gaat moeilijk’. Pascal raadt de mens daarom aan zich zoveel mogelijk stil te houden en alleen bij God te zijn, want van Hem weten wij dat hij de waarheid is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik, Prediker, was koning van Israël in Jeruzalem. Ik heb met heel mijn hart elke vorm van wijsheid onderzocht, want ik wilde alles wat onder de hemel gebeurt doorgronden. Het is een trieste bezigheid. Een kwelling is het, die de mens door God wordt opgele

Prediker 1:13 (Nieuwe Bijbelvertaling)

Als je naar het olijke gezicht kijkt van een medewerker van de Evangelische Omroep zou je het niet zeggen, maar de Bijbel is soms van een deprimerende zwartgalligheid. Een bij veel niet-christenen zeer populair Bijbelboek is Prediker (de vertaling van de Hebreeuwse titel Kohelet, die sinds Luther als titel in zwang is). Het boek behoort tot de zogenaamde wijsheidsliteratuur, samen met Job en Spreuken. Prediker is vooral bekend om de uitspraak dat alles ‘ijdelheid’ is. In de Nieuwe Bijbelvertaling is dat overigens ‘leegte’ geworden.
De kwelling die het zoeken naar wijsheid volgens Prediker is, komt voort uit twee ervaringen. Ten eerste blijkt wanneer je alles onderzoekt ‘alles onder de zon’ niet meer te zijn dan ‘lucht en najagen van wind’. En ten tweede blijkt dat zoeken zelf ook weer ‘enkel najagen van wind’. Want in welke vertaling je dit Bijbelboek ook leest, steeds weer lees je dat ‘wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media