Liefde

Elke van de talrijke zelfmoorden ten gevolge van een ongelukkige liefde vormt een duidelijk bewijs voor de ondeugdelijkheid van de theorie die beweert dat een grote liefde alleen wordt opgewekt om hoe dan ook het vereiste nageslacht voort te brengen, dat

Vladimir Solovjov in De betekenis van de liefde (1892-1894)

De Russische filosoof, schrijver, dichter en mysticus Vladimir Solovjov (1853–1900) gebruikt het liefst voorbeelden uit de wereldliteratuur om te laten zien dat het liefdesgevoel bij de mens geen evolutionair doel dient. Zoals wellicht bekend leed de jonge Werther in Goethe’s Die Leiden des jungen Werthers aan een onbeantwoorde liefde voor Lotte die hem uiteindelijk tot zelfmoord dreef. Na verschijning van de romantische roman volgden vele ongelukkige verliefden in de werkelijkheid overigens zijn voorbeeld. Als de ‘wereldwil’ (Solovjov verwijst o.a. naar Schopenhauer) daadwerkelijk gebruik zou maken van de liefde om te zorgen voor meer of beter nageslacht, kan het toch niet zo zijn dat juiste de grootste liefdes vaak onbeantwoord blijven en helemaal geen (belangrijk) nageslacht voortbrengen. Want als de wereldwil zo zijn best had gedaan Werther in vuur en vlam te zetten voor Lotte, waarom lukt dat dan niet bij haar?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Naar uw medisch oordeel leed de overledene dus aan goed-zijn? Was dat het psychologische defect dat leidde tot haar dood?’

Uitspraak in Breaking the waves (1996) van Lars von Trier

[bevat spoilers] Naast alle bewondering voor zijn weergaloze films roept de Deense filmmaker Lars von Trier (geb. 1956) ook veel ergernis of zelfs woede op, onder andere vanwege de manier waarop vrouwen het in zijn films te verduren krijgen. Beide reacties gelden zeker ook zijn meesterwerk Breaking the waves. De film won de grote prijs van Cannes en was voor de toonaangevende criticus Roger Ebert en regisseur Martin Scorsese een van de tien beste films van het laatste decennium van de twintigste eeuw.

De film speelt in de jaren zeventig in Noord-Schotland en gaat over de liefde van de naïef-vrome Bess, opgegroeid in een soort zwartekousenkerk, voor de wereldse Jan, hippe medewerker op een boorplatform. Bess wordt zich op zeker moment in de film bewust van haar unieke talent: ‘ik kan geloven.’ Dat geloof in haar liefde en in haar geliefde wordt haar noodlottig, zo lijkt het.

Een interessante subplot is de relatie tussen Bess en de jonge arts/psychiater van het plaatselijke ziekenhuis. Eerst ziet hij haar ‘antipsychiatrisch’ als een vrouw die lijdt onder de dood van haar vader en broer. Later slaat dat om en wil hij haar gedwongen laten opnemen in een inrichting. Uiteindelijk verliest hij zijn professionele afstand en herroept hij voor de tuchtrechter bijna zijn diagnose dat zij neurotisch of psychotisch was: ‘ik zou nu misschien gewoon een woord gebruiken als “goed”.’ Om zijn eigen hachje te redden, komt hij daar na die strenge vraag uit het citaat weer op terug.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is bespottelijk te beweren dat deugd geen eigenschap van vrouwen is.

Plutarchus in Gesprek over de liefde (Huwelijk – moraal en praktijk)

Hij was afkomstig uit Boeotië, in het midden van Griekenland, en heette eigenlijk Ploutarchos, maar is bekend geworden onder de Romeinse naam Plutarchus (ca. 46–120 n.Chr.), die hij kreeg van een Romeinse vriend die verkeerde aan het hof van keizer Vespasianus. Plutarchus was al in die tijd een veelgelezen auteur van een verzameling ‘Parallelle levens’, een reeks met veel anekdotes gelardeerde levensbeschrijvingen van telkens een grote Griek en een grote Romein die een zekere verwantschap met elkaar hadden.

De dialoog waaruit het citaat afkomstig is, heeft meer weg van een monoloog, waarin hij onder andere het huwelijk verdedigt tegen de ‘knapenliefde’. Zelf is hij gelukkig getrouwd met een ontwikkelde vrouw, Timoxena, en heeft hij een voor die tijd behoorlijk vooruitstrevende opvatting over vrouwen. Zo vindt hij het ‘al te dol’ dat velen de ‘vrouwelijke natuur’ eerst de hemel in prijzen, maar vervolgens beweren dat zij niet in staat zou zijn tot werkelijke vriendschap. ‘Een vrouw houdt toch van haar man en kinderen!’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Geven is de hoogste uitdrukking van kracht.

Erich Fromm in The art of loving (1956)

Alleen al van het Engelstalige origineel van Liefhebben, een kunst een kunde van Erich Fromm (1900–1980) werden zes miljoen exemplaren verkocht, maar ook in Nederland blijft het een veelgelezen boek. De 14e druk in 1995 was een herziene vertaling, en ook die werd reeds herdrukt.
Kerngedachte van het boek is dat liefde niet ‘een heel speciaal gevoel van binnen’ is dat je overkomt, maar een activiteit. Je wordt niet ‘ver-liefd’ (of hoogstens voor een paar maanden), maar je hebt lief. In de meest algemene zin kun je daarom zeggen dat liefde in de eerste plaats ‘geven’ is en niet ‘ontvangen’. Volgens Fromm is de vraag wat ‘geven’ eigenlijk is, bijzonder moeilijk te beantwoorden. Het grootste misverstand is dat ‘geven’ altijd iets ‘opgeven’ betekent, een opoffering. ‘Wiens karakter zich nog niet heeft ontwikkeld voorbij het stadium van de receptieve, uitbuitende of hamsterende oriëntatie ervaart de daad van het geven op die manier. Het “marketing”-karakter wil wel geven, maar alleen in ruil voor iets anders.’ ‘Onproductieve’ mensen, die vroom zeggen dat geven beter is dan ontvangen, lijden liever onder een verlies dan vreugde te ervaren. Voor productieve mensen is geven echter iets geheel anders: het duidelijkste teken van kracht.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het huwelijk is de moeilijkste spirituele oefening die er bestaat.

Leonard Cohen, geciteerd door Rebecca De Mornay in I’m Your Man – Het leven van Leonard Cohen van Sylvie Simmons (2012)

De Canadese dichter en singer-songwriter Leonard Cohen (geb. 1934) leefde jarenlang in een boeddhistisch klooster in Amerika. De componist en tekstschrijver van onder meer het vele malen gecoverde ‘Hallelujah’ was nooit getrouwd, maar had verschillende min of meer langdurige relaties met vrouwen, over/voor wie hij vaak liedjes schreef (‘Suzanne’; ‘So long, Marianne’). Een van zijn liefdes gold de Amerikaanse filmster Rebecca De Mornay. Zij vertelt dat Cohen hun relatie beëindigde op het moment dat hij ontdekte dat zij verlangde wat hij haar niet kon geven: een huwelijk en een gezinsleven met kinderen. Desgevraagd legde hij haar uit wat hij bedoelde met zijn uitspraak dat het huwelijk de moeilijkste spirituele oefening is die er bestaat. Mensen vroegen hem vaak hoe hij het uithield daar in dat klooster op een afgelegen plek op Mount Baldy, en hoe hij daar uren, weken, maanden aan één stuk stil kon blijven zitten. Maar volgens Cohen is dat nog niets vergeleken met het huwelijk: ‘Als je je huwelijk werkelijk bewust ervaart, dan is dat een en al zelfreflectie, continu. Met andere woorden: wie jij bent, zie je weerspiegeld in je partner, dagelijks, elk uur, elke minuut. Wie houdt dat vol?’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een filosoof die wegkwijnt kan in zijn poging een zuiver, onthecht verstand te worden zijn eigen streven naar het goede verhinderen.

Martha Nussbaum in De breekbaarheid van het goede (1986)

In De breekbaarheid van het goede gaat de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum (geb. 1947) uitgebreid in op de dialoog tussen Faidros en Sokrates, die niet alleen gaat over de ziel en de liefde maar ook over retorica en de aard van de filosofie. Volgens Nussbaum komt Plato in deze dialoog terug op een aantal al te radicale stellingnames in onder meer Het Bestel (Politeia).
In de Faidros beweert Sokrates dat alleen een god kan zeggen wat een ziel precies is, maar dat de mens wel in staat is om te bepalen waarop een ziel lijkt, namelijk ‘de samengevoegde kracht van een span gevleugelde paarden en een menner’. Dat betekent dat de mens zich dus niet alleen kan richten op zijn geest (de menner), want zonder bijvoorbeeld zijn emoties en zintuigen te voeden (de paarden) weet hij misschien wel waar het span naar toe moet (het goede), maar heeft hij niet de kracht om er te komen …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Liefhebben betekent niet dat we naar elkaar kijken, maar dat wij samen in dezelfde richting kijken.

Antoine de Saint-Exupéry in Terre des Hommes (Het rijk der mensen, 1939)

De Franse piloot en schrijver Antoine Marie Jean-Baptiste Roger de Saint-Exupéry werd geboren in 1900 en keerde in 1944 niet terug van een verkenningsvlucht boven de Middellandse Zee. Pas op 7 april 2004 werden voor de kust van Marseille de wrakstukken van zijn toestel gevonden, waarmee zijn dood officieel werd.
Van zijn kinderboekje voor grote mensen Le petit prince (De kleine prins) werden wereldwijd tachtig miljoen exemplaren verkocht. Minder bekend is het boek Terre des Hommes, dat gaat over zijn ervaringen als vliegenier, onder meer na een noodlanding in de woestijn. Het citaat is het motto van de naar dat boek genoemde charitatieve organisatie Terre des Hommes, die zich richt tegen de uitbuiting van kinderen in derdewereldlanden middels projecten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en microkredieten en de strijd voor kinderrechten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Eenieder die zich verbeeldt dat alle vruchten tezelfdertijd tot rijping komen als de aardbeien, weet niets van druiven.

Paracelsus

De omstreden Zwitserse arts en theoloog Philippus Aureolus Theophrastus Bombastus von Hohenheim (1493/1494–1541), beter bekend als Paracelsus, hield zich ook bezig met alchemie en astrologie. Hij wordt gezien als de eerste systematische botanicus en gaf bijvoorbeeld het element zink zijn naam.
In zijn denken hangt hij de hermetische filosofie aan en gaat hij ervan uit dat ziekte en gezondheid van het lichaam afhangen van de harmonie tussen de mens, zijn omgeving en de natuur in het groot. In die harmonie speelt ons kennen van de wereld een belangrijke rol, niet als gevolg van de liefde voor die wereld, maar als voorwaarde daarvoor. In het citaat drukt Paracelsus op beeldende wijze het verband uit dat er volgens hem bestaat tussen kennis en liefde:
Hij die niets kent, heeft niets lief.
Hij die niets kan, begrijpt niets.
Hij die niet begrijpt, heeft geen waarden.
Maar hij die begrijpt heeft ook lief, neemt waar, schouwt…
Hoe meer iets gekend wordt, des te groter is de liefde…

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Vrijheid is dat je echt van iemand houdt.

Freek de Jonge in ‘Ik sta hier en jij zit thuis’ van Neerlands Hoop – Interieur (1976–1977)

Hij speelt in steeds kleinere zalen en ze zitten ook niet elke keer vol, zoals in de jaren tachtig en negentig toen Freek de Jonge (geb. 1944) de onbetwiste grootmeester van het Nederlandse cabaret was. Hij was bij uitstek iemand die leed onder het multatuliaanse feit dat hij van alles te zeggen had, maar wist dat mensen alleen luisterden als er ook iets te lachen viel, waarna hij zijn publiek vervolgens hun platheid verweet op een manier die het de slappe lach bezorgde.
Ook in de tijd dat hij nog met Bram Vermeulen (1946–2004) letterlijk en figuurlijk Neerlands Hoop (in Bange Dagen) vormde, was er al een ‘andere’ kant van Freek, die zich vooral uitte in zijn liedjes. Daarin spreekt hij zijn geliefde aan en bekent hij dat hij soms een beetje voor haar vlucht, omdat hij bang is voor de verantwoordelijkheid en altijd dacht dat vrijheid is ‘dat je voor niemand hoeft te zorgen’ en ‘dat je de ander weet te boeien’. Hij is bang voor ‘woorden als liefde en geluk’, want hij maakt ‘altijd alles stuk’. Ten slotte komt hij tot de conclusie:
Ik sta hier en jij zit thuis / En je wacht op mij / Tot ik eventjes bij jou kom schuilen / De ergste angst er uit te huilen / Vrijheid is / Dat je echt van iemand houdt

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het leven is liefde voor het leven …

Emmanuel Levinas in Totaliteit en Oneindigheid (1961, 2012, p. 114)

Hoewel het in zijn filosofische hoofdwerk vooral over de Ander gaat, die zo veronachtzaamd is in de westerse filosofische traditie, heeft Levinas (1906–1995) ook andere opvattingen over het zelf of het individu dat zich uiteindelijk door het gelaat van die Ander moet laten aanspreken (over ons dus). Andere opvattingen tenminste dan de wijsgerige traditie waarin hij staat: de existentiële fenomenologie van zijn leermeester Heidegger, maar ook van iemand als Sartre.
Volgens Levinas zijn wij op een bijzondere wijze verbonden met (een deel van) de wereld om ons heen, namelijk in die zin dat wij er van leven. De dingen waar wij van leven zijn geen ‘objecten van voorstellingen’ of middelen tot een doel, maar tekenend voor de onafhankelijkheid die wij vinden in genieting en geluk. Voor Levinas is er geen ‘bestaan tot de dood’ waarvoor gezorgd moet worden (Heidegger) of een naakte existentie die later bekleed moet worden met een essentie (Sartre). Nee, het leven is ‘een betrekking tot inhouden die niet mijn bestaan zijn, maar kostbaarder zijn dan mijn bestaan: denken, eten, slapen, lezen, werken, zich koesteren in de zon’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De fundamentele conditie van het bestaan is vertrouwen.

Humberto Maturana in From Being to Doing – The Origins of the Biology of Cognition (2004)

Als een vlinder uit zijn cocon glipt, vertrouwen zijn vleugels en antennes, zijn romp en de rest van zijn lichaam erop dat er lucht zal zijn, windvlagen om op te zweven, en bloemen met nectar. Een gedachte als deze mag je verwachten van de excentrieke Chileense bioloog Humberto R. Maturana (1928) voor wie het kernwoord van het biologische leven niet ‘strijd’ is of ‘selectie’, maar ‘liefde’.
Voor hem is liefde ‘relationeel gedrag door middel waarvan een ander ontstaat als een rechtmatige ander in het domein van co-existentie waarin het plaatsvindt’. Maturana geeft zelf een voorbeeld van liefde tussen mens en dier. Na een maaltijd bij mensen thuis in Bolivia zaten ze na te tafelen toen plotseling een spin afdaalde tot midden op de tafel. Een van de gasten schreeuwde: ‘Pas op, een spin.’ Maar de gastvrouw zei dat er niets aan de hand was. De spin kwam altijd na te eten om restjes te snoepen en ging dan weer terug naar zijn schuilplaats. Zij liet hem met rust, en hij stoorde niet tijdens het eten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Dat hele complex dat door de mensen ‘liefde’ wordt genoemd … is iets zo oppervlakkigs, dat ik niets kan bedenken wat daarmee te vergelijken is.

Cicero in Gesprekken in Tusculum (45 v.C.)

Een van de vragen die Marcus Tullius Cicero (106–43 v.C.) aan de orde stelt in deze Gesprekken is ‘wat de therapie waard is die door de filosofie tegen de ziekten van de geest wordt toegepast’. Een van de ‘beroeringen’ die het volgens Cicero verdient om te worden genezen door de filosofie is de liefde, al lijkt hij vooral de verliefdheid te bedoelen. Ironisch merkt hij op dat de poëzie een ‘bijzondere bijdrage’ levert door Amor een god te noemen, terwijl het toch om een ‘bron van schandelijke daden en van oppervlakkigheid’ gaat.
Dat de liefde geen erg hoogstaand aspect van het menselijk leven is, blijkt volgens Cicero onder meer uit het feit dat niemand van de oude Grieken, die zo hoog opgaven van de liefde die vriendschap is, hield van een lelijke jongeman of een mooie oude man. Nee, hij stemt in met Ennius die zegt dat het begin van schande is zich te midden van medeburgers het lichaam te ontbloten, zoals de gewoonte was in de sportscholen van Griekenland. De enige liefde die van Cicero wel mag bestaan is de stoïcijnse ‘poging om op grond van een indruk van schoonheid vriendschap te sluiten’. Want die vorm van liefde is ‘zonder zenuwachtigheid, zonder heimwee, zonder zorgen en zuchten’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Die eerste mededele wat mens leer / vóór drie jaar oud is lewenslank genoeg / om die akuutste nood te formuleer / soos: ek het honger … hou van jou … is moeg …

Elisabeth Eybers in Taalles (fragment van een Afrikaans muurgedicht op het schoolplein van de Anne Frankschool in Leiden)

De in Zuid-Afrika geboren Elisabeth Eybers (1915-2007) nam in 1961 de Nederlandse nationaliteit aan, maar bleef haar gedichten schrijven in haar moedertaal. In 1991 kreeg zij, als eerste en enige auteur in een andere taal dan het Nederlands, de P.C. Hooftprijs. Dit gedicht gaat over de betrekking tussen mens en taal. In den beginne leren we uit te drukken wat we het meest nodig hebben, later ook ‘onnosel van geluk’ dat we met elkaar kunnen spreken. Maar weer later – ‘want tyd bring raad’ – leren we echter ‘de voegwoorden van kunstig verweer’, zoals ‘daarenteen … ondanks … desnietemin …’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Misschien zijn verhalen gewoon onderzoeksgegevens met een ziel.

Brené Brown in ‘The power of vulnerability’, uitgesproken tijdens TedXHouston, juni 2010 (http://www.ted.com/talks/brene_brown_on_vulnerability.html)

Als je begint met een opleiding in een menswetenschap, krijg je in je eerste college een variant te horen van de stelling: ‘als je het niet kunt meten, bestaat het niet.’ Met dit principe hopen de psychologie en sociologie zich te kunnen onderscheiden van eeuwen van speculaties over de mens, namelijk van de filosofie. Brené Brown is hoogleraar op het gebied van maatschappelijk werk, een terrein waarop je alleen maar ‘rommelige onderwerpen’ tegenkomt. Zij ontdekt in haar onderzoek dat wat mensen ervan weerhoudt zich met anderen te verbinden ‘schaamte’ is, de angst om niet goed genoeg te zijn. De belofte van de wetenschap maakte Brown enthousiast want zij hoopte zo ‘die kwetsbaarheid terug te kunnen meppen met haar meetlat’. Maar toen ze alle verhalen nog een keer bekeek, ontdekte ze dat wat mensen die liefde en verbinding kennen, onderscheidt van mensen die die niet kennen, juist de aanvaarding van de kwetsbaarheid is, de ‘moed om onvolmaakt te zijn’. Brown voelde zich als onderzoeker verraden, want onderzoek heeft tot doel verschijnselen te beheersen en te voorspellen, en uit haar onderzoek bleek dat je als je op zoek bent naar liefde en verbinding, je dat juist niet meer moet willen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Want zo de liefde je kroont, zij kruist je ook. En al dient zij tot je groei, zij snoeit je evenzeer.

Kahlil Gibran in De profeet (1923, Nederlandse vertaling van C. Verhulst, 1929/1985)

Na Shakespeare en Laozi (of Lao-tse, de grondlegger van het taoïsme) is Kahlil Gibran (1883-1931) de best verkochte dichter aller tijden. De in Libanon geboren kunstenaar, schrijver en dichter, die een groot deel van zijn leven in de VS woonde, schreef in 1923 een reeks filosofisch-poëtische stukken die werden uitgegeven onder de titel De profeet. In de jaren zestig werd hij geadopteerd door de hippies en werd het boek pas echt een bestseller, en zijn ideeën over ‘spirituele liefde’ blijven populair bij newageadepten.

Natuurlijk moet je de liefde volgen als zij je wenkt, ‘al zijn haar wegen zwaar en steil’. De liefde brengt je tot grote hoogten, maar rukt ook je wortels uit de grond. In een reeks van beelden wordt aan de ene kant bezongen dat de liefde het hoogste is dat je kunt bereiken, maar ook dat je er niet zonder kleerscheuren van afkomt: ‘zij dorst je tot je naakt bent.’ Dit alles doet de liefde met als hoger doel je te brengen tot kennis van wat er in het ‘verborgene van je hart’ is, waardoor je ‘een deel van ’s levens hart’ zult worden. Als je niet bereid bent jezelf op het spel te zetten, kun je maar beter warme kleren aantrekken en ‘de seizoenloze wereld’ ingaan, ‘waar je zult lachen, maar niet je volle lach, en wenen, maar niet al je tranen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Maar Socrates, hoe zou Eros als een grote god erkend worden door hen die beweren dat hij zelfs geen god is?

Plato in Symposium (1980, vertaling X. de Win)

In de beroemde dialoog over de liefde zegt Socrates zijn ideeën over dit onderwerp te ontlenen aan Diotima. Zij vertelt hem dat zij – Socrates en Diotima – zelf degenen zijn die Eros niet als god zien. Goden zijn immers ‘gelukzalig en schoon’ en Eros juist niet, want die verlangt naar geluk en schoonheid. Nee, Eros is een demon en als zodanig heeft hij de rol van ‘tolk en overzetter’: hij brengt de offers en gebeden van de mensen naar de goden en de geboden en antwoorden van de goden naar de mensen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

En eigenlijk is dat heel interessant, dat we het soft en naïef vinden klinken als iemand zegt dat de mens eigenlijk goed is. Zelfs wetenschappers, die beter zouden moeten weten, hebben die neiging.

Carsten de Dreu, geïnterviewd door Ellen de Bruin in ‘Blije bedrijven’, NRC Handelsblad, 8 november 2009

Hoewel de ‘meesters van het wantrouwen’ – zoals Paul Ricoeur Marx, Nietzsche en Freud noemde – al weer even dood zijn, is het nog steeds gebruikelijk dat menswetenschappers hun best doen om aan te tonen dat wij, gewone mensen, geen baas in eigen brein zijn. Nee, wij worden gestuurd door een agressieve overlevingsdrang, net als onze aapachtige voorvaderen, of door ander bot eigenbelang. De Dreu, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de UvA, geeft zelf een mooi voorbeeld van de hardnekkigheid waarmee wetenschappers uitgaan van het slechte in de mens. Op een congres in 2009 werd onderzoek gepresenteerd naar discriminatie. Volgens de moderne psychologie zijn mensen geneigd om de groep waarvan ze zelf deel uitmaken te bevoordelen ten opzichte van anderen. Maar nu was onderzocht of mensen vooral willen dat hun eigen groep het goed heeft, of vooral dat het de andere groep slecht gaat. Wat de onderzoekers ook hadden geprobeerd, steeds weer bleek dat het ingroup love was en geen outgroup hate. Toehoorders bleven maar zoeken naar een fout in de onderzoeksopzet, totdat De Dreu opmerkte dat ze dat niet zouden doen als de uitkomst omgekeerd was geweest. Kennelijk past haat beter in het moderne paradigma dan liefde.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We gaan het natuurlijk niet over liefde hebben.

Johan Schaberg in NRC Handelsblad, 10 oktober 2009

Ondernemer en investeerder Johan Schaberg (1940) schrijft een column in het economiekatern van NRC Handelsblad en daarom klopt de uitspraak: in een zakelijke omgeving geldt liefde als een emotie die je op zijn best reserveert voor thuis (waar je vanzelfsprekend zelden bent). Maar een bezoek aan Wagners Rheingold brengt Schaberg aan het twijfelen. Wotan steelt ‘de ring van de nevelingen’, die de drager almachtig maakt, van Alberich. Deze heeft voor het verkrijgen van het ‘Rijngoud’ waarvan de ring gemaakt is, de liefde moeten opgeven. Volgens Schaberg kan het best eens zijn dat niet (alleen) hebzucht aan de basis lag van de grote financiële crisis van 2008-2009, maar ook liefdeloosheid. Want liefde is niet altijd een ‘emotie’ geweest; het was ooit een belangrijke deugd, naast moed, rechtvaardigheid, wijsheid, gematigdheid, geloof en hoop. Als je dit leest, hoor je als het ware de lach door de boardrooms bulderen. Maar misschien moeten we het in een zakelijke omgeving juist wel over liefde hebben, vindt Schaberg. Want tegen de hebzucht van een ander ben je machteloos, maar de liefde als deugd kun je beoefenen. Geen bankier of topbestuurder heeft zijn lot verbonden aan dat van zijn bedrijf. Maar vraag vandaag ‘eens aan baas, collega of medewerker: “Vertel eens, hou jij eigenlijk van dit bedrijf, en waar is dat aan te merken?” Of vraag het eerst aan uzelf.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Der is ’n verschil tussen wereld en planeet.

Daniël Lohues in ‘Het verschil tussen wereld en planeet’ op de cd Allennig II (2008)

De Drentse blueszanger Daniël Lohues (1971) werd bekend als zanger van de band Skik, die onder andere een hit had met het nummer ‘Op fietse’. Later ging hij – naast uitstapjes met The Louisiana Blues Club – alleen (‘allennig’) het podium op met soms vrolijke, bijna cabareteske liedjes, maar ook met melancholieke blues. Hij zingt in het dialect van zijn geboortegrond, maar zonder purisme. Ook hij wacht met smart op een ‘mail’ van zijn vriendin, terwijl zijn mobiel ‘stiet op trillen, doar lig ’t nie an’ (‘Ik denk aal aan joe’).
In ‘Het verschil tussen wereld en planeet’ legt hij bewust het inzicht vast dat hij op sommige momenten ervaart.

De weg is heilig
Heilig is weg
Ik heb het vaak dacht
Mar nooit hardop zegt
Ik maakte dit lied
Zoda’k ‘t nooit meer vergeet
Der is ‘n verschil
tussen wereld en planeet
En de liefde
Ja de liefde
De liefde is het verschil

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Net zoals het gebruikelijk is om te zeggen: nulla dies sine linea [geen dag zonder een regel], kan ik van deze reis zeggen: nulla dies sine lacryma [geen dag zonder tranen].

Søren Kierkegaard in Dagboeken III A 77, geen datum, 1840

In 1840 maakt Søren Kierkegaard (1813-1855) een soort pelgrimsreis naar Jutland, de geboortestreek van zijn vader. Hij noteert in zijn dagboek wat het voor hem betekent om in de omgeving te zijn waar zijn vader als arme jongen schapen hoedde, de plekken te zien waarnaar hij heimwee had, alleen op basis van zijn vaders beschrijvingen. Hij moet denken hoe het zou zijn als hij hier ziek wordt en uiteindelijk begraven.
Hij noteert anekdotes uit de omgeving en merkt het verschil op tussen de Jutlandse koeien en die uit Kopenhagen (de eerste kunnen bijvoorbeeld zelf hun weg naar huis vinden). Maar hij schrijft ook wat zijn vader voor hem betekende: ‘Ik leerde van hem wat vaderliefde is, en daardoor kreeg ik een idee van de goddelijke vaderliefde, het enige onwankelbare in het leven, het ware Archimedische punt’ (III A 73).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor de existentialist bestaat er geen werkelijke liefde buiten de liefde die men opbouwt.

Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1946, 1967)

In L’existentialisme est un humanisme (vertaald als Over het existentialisme) wil Jean-Paul Sartre (1905-1980) het existentialisme verdedigen tegen een aantal verwijten die ertegen zijn gemaakt. In dit qua omvang kleine boek vinden we enkele beroemde uitspraken, die voor velen de kern uitmaken van deze stroming, zoals ‘we zijn veroordeeld tot de vrijheid’ en ‘de existentie gaat vooraf aan de essentie’. Kernachtig is ook de titel van de paragraaf waar het citaat uit afkomstig is: ‘De mens is wat hij doet’.
Deze uitspraak is gericht tegen de houding van mensen die zich neerleggen bij wat ze zien als de talenten, het charisma of het genie van anderen. Mensen die ontevreden zijn met hun leven, hebben volgens Sartre vaak maar één middel om hun ongeluk te dragen, namelijk de gedachte dat zij nu eenmaal de omstandigheden niet mee hebben gehad, geen tijd hadden om mooie boeken te schrijven, niet de juiste man of vrouw zijn tegengekomen om een grote liefde mee te beleven. Nee, als de ware zich had aangediend, zoals aangekondigd door ‘een heel speciaal gevoel van binnen’, dan hadden zij wel een eeuwig paar gevormd, en misschien ook kinderen gekregen. Voor de existentialist zijn dat smoesjes: ‘er is geen andere mogelijkheid tot liefde dan die welke zich in een liefde manifesteert.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een lichamelijkheid die de liefde waardig, dat wil zeggen die prachtig en onsterfelijk is, groeit niet vanzelf uit de aarde en valt niet kant en klaar uit de hemel, maar wordt verkregen door een geestelijk-fysieke en godmenselijke heldendaad.

Vladimir Solovjov in De betekenis van de liefde (1892-1894)

Vladimir Solovjov (1853-1900) was van invloed op de groten van de Russische literatuur, zoals Tolstoj, Achmatova en Dostojevski, maar is zelf in Nederland nauwelijks bekend. Behalve als filosoof en mysticus wordt hij beschouwd als een belangrijk dichter. In zijn filosofie en in zijn leven is de liefde het allerbelangrijkste. Hij beschouwt de liefde als een ‘buitengewoon gecompliceerde, duistere en verwarde zaak, die om volledige bewuste ontleding en onderzoek vraagt’. Uiteindelijk is volgens hem de liefdevolle vereniging van man en vrouw het eigenlijke beeld Gods naar waar wij volgens het Bijbelboek Genesis geschapen zijn. Het is dus niet zo dat God op deze of gene sterveling lijkt, maar ‘op de ware eenheid van de twee fundamentele aspecten van het menselijk wezen, het mannelijke en het vrouwelijke aspect’. Overigens is hij een kind van zijn tijd en beschouwt hij de gedachte dat de man het actieve principe en de vrouw het passieve principe vertegenwoordigt als ‘een waarheid als een koe’. Maar hij is bijzonder in het feit dat hij die twee principes als ‘beiden even onvolmaakt’ ziet. Het erkennen dat de ander de onvoorwaardelijke betekenis heeft om samen met mij op te gaan in iets groters, beschouwt hij als een heldendaad.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is een teken van ware liefde wanneer men er aan denkt hoe de ander lijdt. Want ook hij lijdt, ook hij is een arme drommel.

Ludwig Wittgenstein in een brief op 14 augustus 1946

In het jaar 1946 wordt Ludwig Wittgenstein verliefd op de student medicijnen Ben Richards, die bijna veertig jaar jonger is dan de filosoof. Naar eigen zeggen zorgt zijn liefde voor Ben ervoor dat al zijn ‘kleinzielige zorgen’ in verband met baan en werk op de achtergrond raken. Hoewel hij diverse eerdere relaties met jongemannen heeft gehad, meent zijn biograaf Ray Monk dat de relatie met Richards voor het eerst een breuk lijkt te betekenen met Wittgensteins solipsisme. Over dit geloof, dat de hele wereld alleen in de eigen geest bestaat, had hij in de Tractatus logico-philopophicus (1921) nog het volgende gezegd: ‘Wat het solipsisme bedoelt, is helemaal juist, het laat zich alleen niet zeggen, maar het toont zich.’ Voor Wittgenstein zelf is de liefde van Ben een ‘groot, zeldzaam geschenk’, al realiseert hij zich ook dat het mede-lijden met een ander zijn leven er niet gemakkelijker op maakt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik zou het anderen best willen nazeggen, dat wij ons in de liefde gedragen als dieren, maar als dat zo is, vind ik ons verlegen en vlak, behoedzaam, stijf, prozaïsch en grijs, zonder de heroïek die het instinct beveelt en verwoest.

Michel Serres in En amour, sommes-nous des bêtes? (2002)

Het is een filosofisch cliché dat alleen de geslachtelijke liefde de geleerde mens nog met de dieren verbindt. Immanuel Kant en vele andere filosofen meenden dat de mens zich grotendeels aan het animale kan onttrekken, alleen niet waar het de seksualiteit betreft. Serres meent echter dat als je ziet waar veel dieren eigenlijk toe bereid zijn om de liefde te bedrijven, je wel onder de indruk moet raken. Walvissen zwemmen van de Beringstraat naar de Golf van Californië omdat die omgeving geschikter is voor hun voortplanting. Zalmen zwemmen tegen woeste stromen in, wolven huilen dag en nacht als de wolvinnen loops zijn, wapitiherten en leeuwen vechten tot bloedens toe om een wijfje. De fregatvogel danst en zingt zeer verfijnd om een partner te verleiden. ‘En hoeveel menselijke mannetjes accepteren het dat hun vrouwtjes hen, in ruil voor een snelle coïtus, wurgen, zoals de bidsprinkhaan?’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Schaamte is een gevoel dat een ervaring van ons zelf als een voorwerp in zich sluit of veronderstelt.

Max Scheler in Über Scham und Schamgefühl (1957)

Volgens Scheler ontstaat schaamte als ons bewustzijn, dat normaal gesproken op de buitenwereld gericht is, plotseling naar zichzelf gaat kijken. Daardoor wordt het ‘zelf’ enigszins gescheiden van de persoon en als iets zelfstandigs ervaren. Het onaangename gevoel van de schaamte zou voor een deel voortkomen uit de angst ons zelf daarmee te ‘verliezen’. Maar het wordt grotendeels bepaald doordat er een spanning bestaat tussen de persoon en dat wat hij of zij in eigen ogen blijkt te zijn. Voor Scheler is de persoon de instantie, de ‘zijnseenheid van handelingen’, die het zelf beheerst (zelfbeheersing) of ontvouwt (zelfontplooiing). Maar het Zelf zelf is de individualisering van de algemene, psychofysische ‘onderlaag’ die wij delen met de rest van de natuur. De verbondenheid met het algemeen-natuurlijke ervaart de mens zelf het meest in de seksuele drift. Anders dan bij Sartre, waar de schaamte samenhangt met het ‘gezien-worden’ zelf, ziet Scheler de schaamte als een disharmonie tussen persoon en zelf. Het is dan ook niet zo dat de erotiek altijd schaamtevol is. Scheler noemt de schaamte de ‘dienares’ van de liefde. De mens als persoon is verheven boven de drift, want kan die richting geven. Dan hoef je je nergens voor te schamen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De minnaar wil voor alles dat de vrijheid zelf ertoe besluit liefde te worden en dat niet alleen in het begin van het avontuur, maar ieder ogenblik.

Jean-Paul Sartre in Schemeroorlog (1983)

Volgens Sartre zijn we ‘veroordeeld tot de vrijheid’. In de liefde zijn we dan ook niet op zoek naar onderwerping of hartstocht, maar we willen juist dat iemand in vrijheid voor ons kiest. Voor een minnaar is niets zo waardevol als wat hij ‘de autonomie van de liefde bij het beminde wezen’ noemt. Het verlangen om bemind te worden heeft volgens hem tot doel dat de ander het fundament voor ons eigen bestaan wordt. Omdat we absoluut vrij zijn, kunnen we daar niet zelf voor zorgen. Normaal gesproken zijn we bovendien overgeleverd aan de ‘blik van de ander’. We hopen dat we dit ‘zijn-voor-de-ander’ kunnen ‘terugwinnen’ als we door de ander worden bemind, ‘door zo te handelen dat de vrijheid van de ander zichzelf aan banden legt tegenover de weerloze naaktheid die wij voor die vrijheid zijn’. Vanzelfsprekend is een dergelijk verlangen volgens Sartre inauthentiek. Authenticiteit is de ‘doorleefde erkenning’ dat je je bestaan uiteindelijk alleen op jezelf kunt baseren, in het gelijktijdige besef dat die basis zich nooit laat institutionaliseren. Je kunt nooit ‘teren op’ je authenticiteit. De vraag is dan of er ook een authentieke liefde mogelijk is, bijvoorbeeld doordat ze steeds vernieuwd wordt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

En als moedeloosheid u aanvankelijk zwak wil maken, zodat u de lust ontgaat, werkelijk te willen, om u dan weer sterk te maken, ach zooals de moedeloosheid dat doet, sterk door den trots der wanhoop (…) o, bedenk dan, dat de liefde blijft!

Sören Kierkegaard in Liefdedaden (1847)

Was het vroeger uitgesloten dat je als filosoof niet ten minste lippendienst aan het christendom bewees, tegenwoordig is een filosoof die het christendom beleidt juist verdacht. Dit treft met terugwerkende kracht ook die filosofen uit de geschiedenis die geen lippendienst bewezen, maar hun geloof ernstig namen. Het belangrijkste voorbeeld van een filosoof die dat deed is Sören Kierkegaard (1813-1855). Tegenwoordig wordt er een scherp onderscheid gemaakt tussen zijn filosofische en zijn stichtelijke werken. Impliciet betekent dat dat je de eerste nog wel en de tweede niet meer hoeft te lezen. Het betekent bijvoorbeeld dat een van de bekendste biografische feiten – het verbreken van de verloving met Regine Olsen – onbegrijpelijk wordt. Want daarvoor moet je Kjerlighedens Gjerninger (ook vertaald als Daden van liefde) gelezen hebben. En ook als je werkelijk inzicht wil krijgen in ‘de wereld’, de mens en de liefde. Maar de moderne mens is liever vol overtuiging wanhopig dan dat hij aarzelend probeert te geloven dat de liefde blijvend is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De echte opgave van de liefde is om het geliefde werkelijk te vereeuwigen, het werkelijk van dood en ontbinding te verlossen, het uiteindelijk in schoonheid wedergeboren te laten worden.

Vladimir Solovjov in Het levensdrama van Plato (1898)

Vladimir Solovjov (1853-1900) was van invloed op de groten van de Russische literatuur, zoals Tolstoj, Achmatova en Dostojevski, maar is zelf in Nederland nauwelijks bekend. Behalve als filosoof en mysticus wordt hij beschouwd als een belangrijk dichter. In het essay dat een inleiding was op wat zijn vertaling van het volledige werk van Plato had moeten worden, beschrijft Solovjov als een werkelijk existentiëel psycholoog Het levensdrama van Plato. Voor hem is de theorie van de liefde van Plato (in het Symposium) ‘ongehoord in de heidense wereld, diep en gedurfd’, maar niettemin nog niet voltooid. Wat hij de ‘fatale erotische ondergang van de filosoof van de liefde’ noemt, is erin gelegen dat Plato de laatste stap niet heeft durven zetten. Want als je de hogere Eros eenmaal gedacht hebt, moet je erkennen dat de betekenis ervan onlosmakelijk verbonden is met ‘de plicht om hem ten uitvoer te brengen’. Plato heeft gezien dat het wezen van Eros is dat hij ‘in schoonheid voortbrengt’, maar volgens Solovjov is het minstens zo wezenlijk dat dit voortbrengen plaatsvindt in de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Solovjov suggereert dat Plato de schok van de moord op zijn leermeester Socrates nooit werkelijk te boven is gekomen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De liefde is niet belangrijk als één van onze gevoelens, maar doordat zij heel ons levensbelang van onszelf naar de ander verlegt.

Vladimir Solovjov in De betekenis van de liefde (1892-1894)

Voor Solovjov is het duidelijk dat het liefdesgevoel geen evolutionair doel dient. Als bewijs daarvoor wijst hij op de talrijke zelfmoorden (de jonge Werther van Goethe, bijvoorbeeld) die een gevolg zijn van een ongelukkige liefde. Als het er alleen maar om zou gaan dat een grote liefde wordt opgewekt om te leiden tot het nodige nageslacht, dan zou dat ook het belangrijkste moeten zijn. In plaats daarvan is de grote liefde erop gericht dat twee levens tot een ‘werkelijke en onverbrekelijke eenheid worden samengevoegd’. Dan wordt het Bijbelse woord waar dat ‘de twee zullen zijn één vlees’. Twee mensen (voor Solovjov eigenlijk alleen man en vrouw) kunnen elkaar letterlijk zien zoals ze geschapen zijn naar Gods beeld (Genesis). Hoewel ‘gemeenschap in uiterlijke zin’ ook voorkomt zonder liefde en daarom niet wezenlijk is voor de liefde, is het volgens Solovjov ook zo dat een ‘uitsluitend geestelijke liefde’ een ‘droomachtig en onvruchtbaar zwelgen in gevoelens’ is. Een ware spiritualiteit is ‘de wedergeboorte, de verlossing en de opstanding’ van het vlees. Overigens heetten de twee grote liefdes in Solovjovs eigen leven beiden Sophia … maar met geen van beiden kwam het tot een huwelijk.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zo dan is deze, namelijk Eros, eeuwig en noodzakelijk tot aanzijn gekomen door de begeerte van de ziel naar het hogere en Goede en was hij er altijd, sedert ook de ziel er was. En hij is een gemengd wezen, dat deel heeft aan gebrek voorzover het vervuld w

Plotinus

Plotinus (ca. 204-270) geldt als de grondlegger van het neoplatonisme. Zelf vond hij zich een gewone commentator van ‘de goddelijke Plato’. Hij had weinig belangstelling voor de politieke filosofie, maar hij heeft wel een poging gedaan om een stad (Platonopolis) te stichten op basis van de ideeën van Plato in De staat en De wetten. Het denken van Plotinus heeft een sterk mystiek-religieuze component, waardoor hij tegenwoordig gekoesterd wordt door mensen die op zoek zijn naar ideeën voor een new age.
Voor Plotinus is de uiteindelijke bestemming van de mens het eenworden met het Ene. In tegenstelling tot Plato, die pas na de dood een hereniging met de wereld van de Ideeën verwachtte, is voor Plotinus een dergelijke verlichting nog in dit leven mogelijk. Zelf heeft hij die mystieke eenwording vier keer mogen ervaren. Zijn bespreking van Eros sluit aan op het Symposium van Plato. Hierin wordt gesteld dat Eros het kind is van Penia (Armoede). Zij heeft Poros (Vermogen, Overvloed), die na een godenmaal dronken in slaap was gevallen, als het ware verkracht.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media