Filosofie
Om alle inzichten (waaronder psychologische inzichten) te integreren in een coherente, werkbare kijk op de wereld – een persoonlijke filosofie – hebt u filosofie nodig.
Lou Marinoff in Geen pillen maar Plato (1999, 200)
Omdat er geen pil is die iemand helpt zichzelf te vinden, zijn doelen te bereiken of het goede te doen, schrijft Marinoff filosofie voor als oplossing voor alledaagse problemen. Bij wat hij ‘filosofische counseling’ noemt, hanteert hij de door hemzelf ontwikkelde PEACE-methode:
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
… zonder filosofie wagen tegenwoordig alleen misdadigers het nog om anderen te benadelen …
Robert Musil in Der Mann ohne Eigenschaften (1952)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De filosoof behandelt een vraag zoals een ziekte.
Ludwig Wittgenstein in Filosofische onderzoekingen (1953, 245)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een belangrijke oorzaak van filosofische ziekte: een eenzijdig dieet: men voedt zijn denken met slechts één soort voorbeelden.
Ludwig Wittgenstein in Filosofische onderzoekingen (593)
Een filosoof die wegkwijnt kan in zijn poging een zuiver, onthecht verstand te worden zijn eigen streven naar het goede verhinderen.
Martha Nussbaum in De breekbaarheid van het goede (1986)
Wie psychische eigenschappen toeschrijft aan delen van een dier die alleen van toepassing zijn voor het (handelende) dier als een geheel, gebruikt een mereologische drogreden.
Harry Smit & Peter M.S. Hacker in Seven Misconceptions About the Mereological Fallacy: A Compilation for the Perplexed (2013)
De vriendschap is een kapitaal waarvan de rente nooit verloren gaat.
Johann Georg Hamann in ‘An J.G. Lindner, 1756’ (1905)
Filosofie zal zich hervinden als ze stopt om een instrument te zijn voor het omgaan met de problemen van de filosofen en een methode wordt, ontwikkeld door filosofen, voor het omgaan met de problemen van de mens.
John Dewey in The Need for a Recovery of Philosophy (1917)
De filosofie zou zich als geneeskunde van de ziel nog wel kunnen handhaven, omdat de gezonden dan zouden weten dat ze hun niet tot last zal zijn.
Christoph Martin Wieland in Filosofie als levenskunst en geneeskunst van de ziel (1778)
Het is de levenswijsheid van dwazen, die echter maar al te vaak voorkomt, dat men slechts door schade en schande wijs zou kunnen worden.
Desiderius Erasmus in ‘Traktaat over opvoeding en onderwijs’ (1529) in Over opvoeding en vrije wil (1992)
Filosofie is een ‘school van vrijheid’.
UNESCO, 28 februari 2005, rapport 171 EX/12
Dat hele complex dat door de mensen ‘liefde’ wordt genoemd … is iets zo oppervlakkigs, dat ik niets kan bedenken wat daarmee te vergelijken is.
Cicero in Gesprekken in Tusculum (45 v.C.)
Als iemand verslaafd is aan experimentele filosofie, is hij daarmee eerder geholpen om een goed christen te zijn dan dat het hem daarvan afkeert.
Robert Boyle in The Christian Virtuoso (1690)
Het is allemaal waar wat de filosofie zegt: het leven moet achterwaarts worden begrepen. Maar dan vergeet men de tweede zin: dat het voorwaarts moet worden geleefd.
Søren Kierkegaard in Samlede Værker, deel IV A, p. 164 (1843)
Op de talloze citatensites op internet zijn genoemde zinnen uit de Papirer van Søren Kierkegaard (1813-1855) vaak samengevat tot een variant van ‘het leven moet achterwaarts worden begrepen, maar voorwaarts worden geleefd’, of ‘het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, maar het moet voorwaarts worden geleefd’. Als je alleen afgaat op deze inkortingen kan de oorspronkelijke betekenis nogal gaan schuiven. Zo gebruikt filosoof en communicatiewetenschapper Siegfried J. Schmidt zo’n inkorting als ondersteuning van de stelling dat alle voorspellingen onzeker zijn in een snel veranderende wereld.
Als je echter kijkt naar het verband waarin Kierkegaard een en ander zegt, dan blijkt het vooral een commentaar te zijn op De Filosofie, die stelt dat kennis van het leven alleen door reflectie (‘terugblikken’) mogelijk is. Dat is waar, vindt ook Kierkegaard, maar dat betekent dat we het leven nooit helemaal zullen begrijpen, juist omdat we nooit de ‘volledige rust’ zullen vinden om ‘die positie’ in te kunnen nemen. We zijn altijd te druk met ons leven richting de toekomst, die inderdaad onzeker is, om lang genoeg stil te staan om eerst inzicht te krijgen in wat het leven eigenlijk is.
(met dank aan Laurens Krüger)
Kritisch denken loont!
Reclame Delta Lloyd, Radio 1
Menig klokkenluider of dissident zal het hen niet nazeggen, maar volgens ‘Delta Lloyd Asset Management’ loont kritisch denken. Het bedrijf ontleent deze boude stelling aan het feit dat het tweemaal werd bekroond door de jury van de Morningstar Awards. Men wist ook nog eens een aantal bekende opiniemakers, zoals Maarten van Rossem, Kluun en Hanneke Groenteman, bereid te vinden hun hoofd en woorden aan deze campagne te verbinden. Een van hen is ook de massapsycholoog Jaap van Ginneken. Volgens hem lijden de financiële markten aan een ‘chronische manisch-depressieve psychose’, waarbij overdreven optimisme en pessimisme elkaar voortdurend afwisselen. Een kritische belegger schijnt beter te weten en koerst op de werkelijke waarde. Door het speculeren van alle andere beleggers deel je dan toch mee in die stemmingswisseling.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Helderheid is de goede trouw van de filosofen.
Vauvenargues in Réflexions et maximes (1746)
De Franse schrijver en moralist Luc de Clapiers, marquis de Vauvenargues (1715-1747) is wel een Franse stoïcijn genoemd. Hij stierf één jaar nadat hij, aangemoedigd door zijn vriend Voltaire, anoniem een verzameling beschouwingen en aforismen had gepubliceerd. Pas in 1797 werd zijn eigen naam erkend en pas ruim een eeuw na publicatie werden zijn aforismen populair.
Volgens Van Dale betekent goede trouw ‘oprechtheid van mening of bedoeling bij een overeenkomst of ter zake van een rechtspositie’. Het is dus in eerste instantie een juridisch begrip. Met zijn aforisme lijkt Vauvenargues te suggereren dat je de zuiverheid van de motieven van een filosoof kunt afleiden uit de duidelijkheid van zijn uitspraken.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Indien uw verlangen uitgaat naar wijsbegeerte, bereid u er dan van meet af aan op voor dat men u zal uitlachen …
Epictetus in Encheiridion (22) (vertaling Stichting Ars Floreat – www.arsfloreat.nl)
De filosoof Epictetus (ca 50–130 n.C.) werd aanvankelijk als slaaf uit Hiërapolis (Zuidwest-Anatolië) naar Rome gebracht. Na zijn vrijlating onderwees hij de filosofie van de Stoa (die al uit de derde eeuw v.C. stamt) in zijn eigen school, eerst in Rome en later in Nikopolis en Griekenland. Hij waarschuwt ons dat je je er als wijsgeer op moet instellen dat je door velen zult worden bespot als je je als zodanig afficheert. Je moet je daar echter niets van aantrekken en vasthouden aan de principes die je juist acht ‘alsof ge door de godheid op uw plaats gesteld waart’. Als je dat doet, zul je uiteindelijk worden bewonderd. ‘Indien ge echter zwakker zijt dan zij, zult ge dubbel zo hard uitgelachen worden.’
In hemel en aarde is méér, Horatio, dan waar je wijsbegeerte van durft dromen.
William Shakespeare in Hamlet, Eerste bedrijf, Vijfde toneel (ca. 1602, 2007)
Hoewel dit beroemde toneelstuk vol ‘actie’ zit, wordt het wel beschouwd als het meest filosofische dat William Shakespeare schreef. Hamlet, ‘de mijmeraar over de lotsbestemming van de mens’ (Willy Courteaux), blijft ook nadat er bibliotheken over zijn volgeschreven een groot raadsel, ‘de Mona Lisa van de literatuur’ (T.S. Eliot).
In het stuk speelt Horatio, de beste vriend van Hamlet, een belangrijke rol als de rationalist die garant staat voor de realiteit van de geest (van Hamlets vader) die komt vertellen dat hij is vermoord door zijn broer.
Hamlet spreekt zijn sceptische studievriend dus aan op diens ‘wijsbegeerte’, die geen plaats zou laten voor … ja, voor wat eigenlijk. De Engelse tekst luidt: There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy. Volgens Charivarius (in Is dat goed Nederlands?, 1940) wordt dit ten onrechte wel vertaald als ‘Er is meer tussen hemel en aarde dan uw filosofie vermoedt’, waarvan het eerste deel een vaste uitdrukking is geworden. Charivarius vindt het dan echter een banaliteit worden: ‘uw filosofie kan niet alles tussen het uitspansel en de grond verklaren.’ In het origineel wordt echter het voorzetsel ‘in’ gebruikt, en daarmee is het niet langer banaal: ‘Er zijn meer bovenaardse en aardse dingen dan uw filosofie bevroedt.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het Universum is immens groot.
A.N. Whitehead in Essays in science and philosophy (1947)
Dat het Universum immens groot is, zegt de Britse filosoof en wiskundige Alfred North Whitehead (1861-1947) twee keer. Na de eerste keer spreekt hij zijn verbazing uit over het ‘zelfvoldane dogmatisme’ waarmee de mensheid in ieder tijdperk van haar geschiedenis weer meent dat de eigen manieren om kennis te vergaren afdoende zijn om alles te weten te komen. Sceptici en gelovigen zijn daarin precies hetzelfde. Whitehead vindt dat in onze moderne tijd de wetenschappers en de sceptici de toonaangevende dogmatici zijn. Je mag van hen wel kleine stapjes zetten op detailniveau, maar fundamentele nieuwe ideeën zijn verboden. ‘Dit dogmatische, gezonde verstand betekent het einde van ieder filosofisch avontuur. Het Universum is immens groot.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een haastige man moet niet op de trage ezel van de filosofie rijden.
Erik Oger in ‘Snelheid leidt tot stilstand’, een interview met Peter Henk Steenhuis in Trouw, 3 februari 2009
In zijn boek Nachtoog: Schuine wegen van de filosofie (2009) houdt de Vlaamse filosoof Erik Oger onder andere een pleidooi voor de deugd van de traagheid. Wij westerlingen zitten permanent op de snelweg en er moet een file aan te pas komen om ons te dwingen weer stil te staan bij waar we zijn. Andere manieren om de deugd van de traagheid te beoefenen zijn volgens Oger onder meer fotografie, filosofie (maar dan zonder journalistieke deadline), poëzie of de rituelen van de religie.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het beste is de baas te zijn over je genoegens en je er niet door te laten overheersen, maar niet om er geen gebruik van te maken.
Aristippus (ca. 435-350 v.Chr.) werd geboren in Cyrene, een Griekse stad in het deel van Noord-Afrika wat nu Libië is. Hij wordt beschouwd als stichter van de Cyreense school, die een ultrahedonistische levensstijl verdedigt. Hij was een leerling van Socrates, maar de eerste van diens volgelingen die geld vroeg voor zijn optredens, al stuurde hij dat wel aan zijn meester (en die stuurde het ook weer terug). Dat aannemen van een salaris (ook van zijn vrienden) verdedigde hij door te stellen dat hij hen zo leerde om hun geld goed te gebruiken.
Diogenes Laërtius vertelt een groot aantal anekdoten over Aristippus waarin die zijn gerichtheid op onmiddellijke genoegens verdedigt. Zo liet Dionysius hem eens kiezen uit drie hoeren, maar Aristippus nam ze alle drie, met de woorden: ‘Het is Paris ook niet goed vergaan toen hij zijn voorkeur voor de één had uitgesproken.’ En aan iemand die hem er op aansprak dat hij dure etenswaren kocht, vroeg hij: ‘Zou jij dat gekocht hebben, als je het voor een paar centen kon krijgen?’ En toen daarop bevestigend werd geantwoord, zei Aristippus: ‘Welnu, ik ben dus nu niet meer een genotzuchtige, maar jij bent een geldzuchtige.’ Toen iemand hem de vraag stelde wat voor hem het nut van de filosofie was, zou hij gezegd hebben: ‘Dat ik me in elk gezelschap weet te gedragen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het doel van de filosofie is het rationaliseren van mystiek.
Volgens Whitehead kun je filosofen onderscheiden in twee scholen, aan de hand van de ‘Drogreden van het Perfecte Woordenboek’. Deze drogreden is gebaseerd op het geloof dat alle fundamentele ideeën die van toepassing zijn op de ervaringen van de mens al tot bewustzijn zijn gekomen, en dat onze taal die ideeën expliciet uitdrukt. De kritische school in de filosofie verwerpt speculatie en beperkt zichzelf tot de analyse van de woorden die nu al in het woordenboek staan. De speculatieve school daarentegen streeft naar onmiddellijk inzicht, en probeert de betekenis daarvan te laten zien door een beroep te doen op situaties die dat inzicht geven. Daarmee verrijken de speculatieve filosofen het woordenboek. Het is een ‘strijd tussen veiligheid en avontuur’. Volgens Whitehead zelf heeft de filosofie precies daarom nut: om te zorgen dat er nieuwe ideeën worden ontwikkeld die de maatschappij verlichten. Het onmiddellijke inzicht is een mystiek gebeuren en de ware filosofie probeert dat inzicht niet weg te verklaren, maar er juist nieuwe woorden en zinnen voor te vinden, die rationeel met elkaar verbonden zijn. Filosofie lijkt daarin op poëzie ‘en beide proberen dat ultieme idee uit te drukken dat we beschaving noemen’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Niets is beter dan wat ouderwetse ‘filosofologie’ om bij in slaap te vallen.
Robert M. Pirsig in Lila, an inquiry into morals (1981)
Filosofologie staat tot filosofie als musicologie staat tot muziek of literatuurwetenschap staat tot literatuur. Het is een afgeleide discipline, een ‘parasiet die graag gelooft dat hij zijn gastheer beheerst door diens gedrag te analyseren en intellectualiseren’. Maar terwijl musicologen of literatuurwetenschappers niet denken dat ze musici of schrijvers opleiden, geloven filosofologen dat wel van filosofen. Tijdens een studie filosofie word je echter niet geacht zelf te (leren) filosoferen, maar alleen een kritische lezing van de grote denkers te kunnen geven. Tijdens zijn eigen studie kreeg Pirsig dan ook te horen dat het een fiasco zou worden als hij te veel aandacht zou besteden aan zijn eigen ideeën. Hij keert zich vervolgens af van de filosofologie, deels omdat hij er niet van houdt, maar ook om niet ‘de filosofologische wagen voor het filosofische paard te spannen’, of zelfs te vergeten dat er ook nog een paard (nodig) is. Als je eerst alles zou moeten lezen wat de grote filosofen uit het verleden hebben gezegd, ben je tweehonderd jaar verder voor je aan je eigen gedachten toekomt. Of je raakt zo onder de indruk van wat ze zeggen, dat je niet meer ziet wat ze vergeten zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Bijna alle technische woorden waarvan wetenschap en filosofie zich bedienen zijn schadelijk; ze zijn alleen maar bedoeld om een scheiding aan te brengen tussen de leden van de vakgroep en de buitenstaanders, om wie men zich niet bekommert. Men wil zijn ei
Als buitenbeentje in de Franse filosofische wereld is Michel Serres (1930) noch onder te brengen bij de modernisten, noch bij de postmodernisten. Hij is het voorbeeld van een ‘niet-moderne’ denker en daarom een van de inspirators van Bruno Latour (We zijn nooit modern geweest, 1991). Serres zet zich af tegen het spreken in termen van strijd en kritiek, en probeert in plaats daarvan verschillende domeinen met elkaar in verband te brengen door de belangrijkste concepten ervan in elkaar te vertalen. Daarbij roept hij de hulp in van Hermes (de boodschapper van de goden) of zelfs van engelen.
Het contract met de natuur sluit aan op het Contrat social (1762) van Rousseau en behandelt de verbanden tussen oorlog en vrede, wetenschap en recht, natuur en cultuur. Ondanks zijn eigengereidheid en afkeer van het filosofische en wetenschappelijke establishment is Serres hoogleraar aan de Sorbonne en Stanford en wordt hij in 1990 opgenomen in de Académie Française.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Zonder een echte kritiek van de rede kan ik niet werkelijk en waarachtig leven.
Edmund Husserl (1859-1938) was in eerste instantie afgestudeerd en gepromoveerd in de wiskunde. Onder invloed van Franz Brentano ging hij filosofie als levensroeping zien. Bij Brentano ontdekte hij dat filosofie ook ‘een veld van ernstige arbeid’ kon zijn. Twee jaar na de dagboekaantekening schrijft Husserl het essay Filosofie als strenge wetenschap (verschenen in 1911). Hierin formuleert hij dat het van groot belang is dat de filosofie aan ‘de hoogste theoretische eisen’ beantwoordt, omdat alleen dan ‘het leven in ethisch-religieus opzicht naar de zuivere normen van de rede’ kan worden ingericht. Hij ziet het als ‘de geestelijke nood van onze tijd’, die ondraaglijk is geworden, omdat de natuurwetenschappen noch de geesteswetenschappen in staat zijn de ‘raadsels van de wereld en het leven’ te onthullen. De benadering die hij ontwikkelt om van de filosofie een strenge wetenschap te maken noemt hij de fenomenologie. Daarmee heeft hij grote invloed op veel filosofen van de twintigste eeuw, waaronder Heidegger en Sartre.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als ik mij afvraag waaruit ik kan opmaken of een bepaald probleem voorrang verdient boven een ander, dan luidt mijn antwoord dat wij moeten afgaan op de daden waar het ons toe aanzet.
Albert Camus in De myte van Sisyfus. Een essay over het absurde (1942)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media