Gedachten

Om mee te bouwen aan een mooie wereld, zul je onzekerheidsvaardig moeten worden.

Merlijn Twaalfhoven, ‘Verhalenvertellers’ in Joris Luyendijk – Hoop (2019)

Desgevraagd vertelt componist Merlijn Twaalfhoven dat hij zijn hoop gevestigd heeft op verhalenvertellers. Daar gaat een analyse aan vooraf van wat er allemaal ‘scheef’ is in de wereld: ‘We werken te hard, kopen te veel, zijn voor de verkeerde dingen bang, en worden van de verkeerde dingen blij.’ In het nieuws horen we alleen maar verhalen over zaken die ons boven de pet gaan. Vanwege de teloorgang van de georganiseerde religie zijn er geen predikanten of imams meer die aan de hand van de heilige verhalen het grote konden vertalen naar de hoop voor jou in het klein. Daarom kunnen we alleen nog vertrouwen op kunstenaars, creatieve denkers en praktische idealisten. Zij zijn ‘onzekerheidsvaardig’ want zij durven anders te kijken, betere vragen te stellen, authentiek contact te maken en te experimenteren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alles waardoor ons leven enigszins waardevol wordt, hangt af van beperkingen van het gedrag van anderen.

John Stuart Mill in Over vrijheid (1859, 2005)

Dat alles wat ons leven waardevol maakt, afhangt van aan anderen opgelegde beperkingen, betekent dat de vraag waar de grens ligt tussen de bemoeienis van wetgever en publieke opinie en onze individuele onafhankelijkheid de belangrijkste is in elke samenleving. Geen twee tijdvakken of twee landen zijn ooit tot een eensluidende opvatting gekomen en verbazen zich zelfs vaak over die van het andere. Dat neemt niet weg dat de meeste mensen in een bepaald tijdvak en land zich er nauwelijks bewust van zijn dat hier een probleem ligt. Volgens John Stuart Mill (1806–1873) komt dat doordat zij lijden aan de illusie dat de regels die voor hen gelden ‘eigenlijk’ ook voor iedereen (zouden moeten) gelden. Mill vindt dit een voorbeeld van de ‘betoverende macht der gewoonte, die niet, zoals het spreekwoord zegt, een tweede natuur is, maar die voortdurend verward wordt met de natuur zelf’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De wil is het kind van het verlangen, en komt alleen onder de heerschappij van zijn ouder uit om onder die van de gewoonte te komen.

John Stuart Mill in Bentham & Mill – Utilisme (2020)

In zijn essay over de leer dat het nut ons morele en politieke handelen moet bepalen verdedigt Mill het utilisme tegen de kritiek die daarop vaak wordt geuit. Een van de bezwaren is dat mensen niet alleen streven naar geluk (opgevat als genot en/of de afwezigheid van pijn), maar bijvoorbeeld ook naar deugdzaamheid. Mill is het daar op zich mee eens, maar het weerlegt niet de stelling dat geluk het uiteindelijke doel is. Deugdzaamheid kan wel onderdeel worden van het einddoel ‘en in degenen die haar belangeloos liefhebben is zij dat ook geworden en wordt zij begeerd en gekoesterd, niet als een middel tot geluk, maar als een onderdeel van hun geluk’. Bij degenen bij wie de deugdzame wil nog zwak is, kan die alleen versterkt worden door te zorgen dat diegene gaat verlangen naar deugdzaamheid. Als het genot en de (afwezigheid van) pijn die samenhangen met een deugdzaam leven onvoldoende kracht hebben, moet er een gewoonte van worden gemaakt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ons lunchende zelf is transparant.

Francisco Varela in Ethical Know-How: Action, Wisdom and Cognition (1999)

Volgens de Chileense bioloog Francisco Varela (1946–2001) speelt ons leven zich, voordat we daar allerlei abstracte wijsheden over gaan verkondigen, af in concrete, alledaagse situaties. We zijn altijd verwikkeld in een of andere ‘onmiddellijkheid’ van een bepaalde situatie. Wanneer we met iemand zitten te lunchen, zijn er geen ‘zorgvuldige afwegingen’ en wilsbesluiten nodig voor de ‘complexe knowhow’ waardoor we ‘weten’ hoe we moeten zitten, hoe we ons bestek moeten gebruiken of hoe we een gesprek moeten voeren. En als we opstaan, afscheid nemen en teruggaan naar kantoor weten we ook weer precies hoe we daar moeten praten, bewegen en de situatie moeten beoordelen.

(met dank aan Steven Dorrestijn)

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media 

Verreweg de beste manier om de Bijbel te bedwingen is door hem letterlijk te nemen.

Jean-Jacques Suurmond in God & zo (2007)

In zijn eerste column voor het dagblad Trouw schrijft predikant en gestalttherapeut Jean-Jacques Suurmond dat hij de groeiende groep atheïsten in ons land weleens benijdt. Zij hebben geen enkele ‘last’ van religie. Zij hebben geen last van moeilijke vragen na weer een natuurramp en zij kunnen ‘heelhuids een Mattheüspassion doorstaan’. Zelf wankelt hij na een uitvoering naar buiten, blij dat hij die weer overleefd heeft. Atheïsten moeten echter wel voortdurend waakzaam blijven, want voor je het weet duikt religie weer op, zoals ze onlangs na jaren van atheïstisch structuralisme en existentialisme weer is ‘ingebroken in het huis van de Franse filosofie’. Hij heeft ook nog een tip voor atheïsten die daar wanhopig van worden. Doe als ‘gevorderde atheïsten’ zoals Ronald Plassterk en Paul Cliteur en neem de Bijbel letterlijk. ‘Zolang Jezus tweeduizend jaar geleden in Galilea over H2O blijft lopen, kan hij nooit vandaag je onrust met koele voeten treden.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Hoe velen hebben niet de vraag gesteld ‘wat is waarheid’, en ten diepste gehoopt dat het nog wel even duren zou voordat de waarheid hun zo dichtbij kwam, dat die op hetzelfde moment zou bepalen waartoe ze op dat ogenblijk verplicht waren.

Søren Kierkegaard in Wat de liefde doet (2007)

In 2007 verscheen bij uitgeverij Damon de derde Nederlandse vertaling van het meesterwerk van Kierkegaard over de liefde: Kjerlighedens Gjerninger (1847). Nu is de titel vertaald als Wat de liefde doet, eerder was dat Liefdedaden (1919) en Daden van liefde (1993). Als je Kierkegaard moet geloven doet de liefde in ieder geval één ding: zij maakt het je niet gemakkelijk. In het gedeelte ‘Liefde als vervulling van de wet’ verklaart Kierkegaard dat mensen die alleen op zoek zijn naar wijsheid uit ‘nieuwsgierigheid’ of ‘weetgierigheid’ dat die ‘op afstand wensen te blijven van zichzelf’. Die Farizeeër in het bekende Bijbelverhaal over de Barmhartige Samaritaan die aan Jezus vroeg: ‘wie is mijn naaste?’, hoopte misschien op een ‘wijdlopig onderzoek’. Maar de gelijkenis die hij als antwoord krijgt, is niet mis te verstaan. De waarheid en de naaste kwamen hem meteen te na.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Leven moet een mens een leven lang leren.

Seneca

De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid (geb. 1953) pleit in Gelatenheid – Wat we winnen wanneer we ouder worden (2014, 2015) voor de houding van gelatenheid, die het ouder worden draaglijker moet maken. Uit zijn eigen waarnemingen, ervaringen en overwegingen destilleert hij tien stappen om daartoe te komen. De tweede is dat je moet proberen ‘de specifieke aspecten van het oud en ouder worden’ te begrijpen. In deze derde levensfase gaat het er niet om een ‘meester’ in de levenskunst te worden, want dan zou je uitgeleerd zijn, en daar kan in de levenskunst geen sprake van zijn. Dat komt niet in de laatste plaats doordat we ook dan nog nieuwe ervaringen opdoen en te maken krijgen met soms grote maatschappelijke veranderingen. En dat is iets van alle eeuwen, stelt Schmid, want ook Seneca (3 v.Chr.–65 n.Chr.) zei al dat een mens zijn leven lang moet leren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wanneer wij de mensen nemen zoals ze zijn, maken wij hen slechter.

Johann Wolfgang von Goethe (?)

In de bundel artikelen Psychotherapy and existentialism stelt Viktor Frankl (1905–1997) dat ‘zin’ en ‘zijn’ niet mogen samenvallen. Zin moet het zijn ‘vooruit zijn’ en het ‘tempo’ bepalen van het zijn. Ons bestaan wankelt, aarzelt, stamelt, hapert tenzij we naar iets toe leven dat onszelf te boven gaat, dat wat wel ‘transcendentie’ wordt genoemd. In dat verband kunnen we volgens Frankl onderscheid maken tussen ‘toonaangevers’ of ‘gangmakers’ (pacemakers) en ‘vredestichters’ (peacemakers). De eersten confronteren ons met betekenissen en waarden, de laatsten verlichten de last van die confrontatie. Wat de vredestichters vergeten is het citaat dat hij zegt te ontlenen aan Goethe en wat als volgt verdergaat: ‘Wanneer we de mensen nemen zoals ze zouden moeten zijn, dan helpen we hen daartoe te komen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een wereld zonder betekenis is onvoorstelbaar.

Robert Keurntjes in Uitzonderlijke goedheid. Een filosofische ontmoeting tussen Oost en West (2019)

Samen met Ilse Bulhof probeert Robert Keurntjes (1968) het thema goedheid, dat lange tijd door de religie was gekaapt, weer in het filosofische vizier te krijgen, waarvoor zij een kruisbestuiving van westerse wijsbegeerte en oosterse (boeddhistische) filosofie nodig achten. Een van de denkers met wie Keurntjes het debat aangaat, is Jean-Paul Sartre, die zijn hoofdpersoon in de roman La nausée (in Nederland verschenen als Walging) de wereld laat ‘ontmaskeren’ als een letterlijk misselijkmakende verzameling betekenisloze dingen-op-zich. Volgens Keurntjes is het echter onmogelijk om je zo’n wereld voor te stellen. Niet is vanzelfsprekender dan dat ‘we ’s morgens wakker worden, weten waar we zijn en wie we zijn’. In onze ervaring kunnen we niet zomaar onderscheid maken tussen wat we zien en de betekenis die dat onmiddellijk voor ons heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Erotiek is het gevoel van opwinding bij het vinden van een ander mens die onze waarden en onze opvatting over de zin van het bestaan deelt.

Alain de Botton in Meer denken over seks (2012)

Een van de vragen die Alain de Botton (1969) zichzelf stelt als hij besluit om ‘meer te denken over seks’ is of ‘sexy’ ook diepzinnig kan zijn. Volgens hem is het liefdesspel van twee mensen die elkaar sexy vinden veel meer dan de lichamelijk sensaties ‘door wrijving en druk van twee geslachtsdelen die een biologisch bevel gehoorzamen om de soort voort te zetten’. Het genot dat we bij de seksuele omgang ervaren heeft volgens hem ook te maken met het herkennen en onderschrijven van elkaars opvattingen over het goede leven. Als we onderzoeken wat we ‘sexy’ vinden zal ons duidelijk worden dat we vooral opgewonden worden van mensen die onze waarden en levenszin delen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Genereuze mensen leven in een andere bestaansorde dan vrekken.

Ilse Bulhof in Uitzonderlijke goedheid. Een filosofische ontmoeting tussen Oost en West (2019)

Filosofe Ilse Bulhof (1932–2018) merkte dat ze door te mediteren en haar ‘voelen te verfijnen’ veranderde. Hoe gevoeliger je wordt voor de wereld om je heen, hoe rijker die zich aan je voordoet. Van William James leerde ze dat onze ervaring afhangt van onze instelling, en andersom. De wereld die wij aantreffen is een manifestatie van wie wij, cultureel én persoonlijk, zijn. Mensen die erop ingesteld zijn om de ander wat te gunnen, leven in een andere werkelijkheid dan wie alles liever voor zichzelf houdt. Meer in het algemeen kun je volgens haar zeggen: ‘wie voor het goede openstaat, ontdekt verrassend veel goeds.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De koppigheid waarmee grote geesten achter elke menselijke handeling koste wat het kost een egoïstisch motief willen ontdekken, blijft verbijsterend.

Matthieu Ricard in Altruïsme, de kracht van compassie (2015)

De boeddhistische monnik Matthieu Ricard (1946) is de officiële Franse tolk voor de dalai lama en wordt wel ‘de gelukkigste man op aarde’ genoemd. Hij stelt vast dat de veronderstelling dat al onze daden, woorden en gedachten door zelfzucht worden gemotiveerd, lange tijd de westerse psychologie, de evolutieleer en de economische theorievorming heeft bepaald. De inherente slechtheid van de mens is een dogma geworden dat in veel kringen nooit ter discussie staat. De vooronderstelling is ook onmogelijk te falsifiëren: wie zegt dat mensen ook goed kunnen doen of zijn, wil daar vast zelf beter van worden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We zijn ongeneeslijk religieus.

Gerko Tempelman in Ongeneeslijk religieus (2018)

Dat wij ongeneeslijk religieus zijn is de hoofdstelling van Tempelmans boek met als ondertitel Hoe God verdween uit onze wereld mijn leven en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is. Hij meent dat ‘een fantoom-God’ voor veel mensen realiteit is en dat de ‘restanten’ van God er nog zijn. Het ironische is dat je juist bij de grootste God-ontkenners nog een aan het religieuze grenzend fanatisme terugziet. Tempelman verwijst naar Richard Dawkins, die ‘echt! niet!’ in God gelooft. Hij gelooft zelfs zo sterk níét in God dat hij er een boek aan wijdt. ‘Zo houdt hij de herinnering aan God levend …’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Verveling is de doodsvijand van de moderne mens.

Wilhelm Schmid in Gelatenheid (2014, 2015)

De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid is van 1953 en als hij begin zestig is, vindt hij het tijd om te reflecteren op het ouder worden. De juiste levenshouding voor het derde en vierde kwart van je leven is volgens hem gelatenheid. Daar kom je in tien stappen. De derde stap betreft de waardering van gewoonten, waarmee we energie besparen omdat die ons in staat stellen ons te ‘laten leiden door alles wat daarin al bepaald is’. Gewoonten zijn overigens in elke levensfase van belang, maar helaas kenmerkt de moderne tijd zich door ‘gewoontevijandigheid’. Terwijl ook zij die graag ‘druk, druk, druk’ zijn toch moeten erkennen dat gewoonten een ‘weldadige time-out’ mogelijk maken van de talloze beslissingen die we toch al moeten nemen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Iedereen wordt gelijk aan datgene wat hij liefheeft. Bemint ge de aarde? Dan zult ge aarde zijn. Bemint u God? Dan zeg ik, ge zult God zijn.

Augustinus in Epistolam Johannis ad Parthos 2, 14

Net als voor Plato geldt voor kerkvader Augustinus van Hippo (354–430) dat de rede ons inzicht geeft in de kosmische orde. Voor beiden geldt ook dat zij menen dat het Goede dat de mens moet nastreven het zien en liefhebben van die orde is. En zij zijn het er ook over eens dat wij mensen te zeer in beslag worden genomen door het zintuiglijke waarneembare, de uiterlijke manifestaties van die hogere orde. Daarom moeten wij ernaar streven ons te bekeren en onze aandacht en ons verlangen verleggen. ‘Want de gehele morele toestand van de ziel hangt uiteindelijk af van datgene waaraan ze aandacht besteedt en waarvan ze houdt’ (Charles Taylor, Bronnen van het zelf, p. 192). Voor Augustinus gaat het overigens meer over liefde dan over aandacht. De liefde voor de aarde is dan in feite genotzucht, en hij geeft er de voorkeur aan zijn ziel te laten vormen door de liefde tot God en de naaste.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Omdat beweging voor ubuntu het beginsel van het zijn is, gaat het doen vóór de doener.

Mogobe Ramose in Ubuntu – Stroom van het bestaan als levensfilosofie (2017)

De Zuid-Afrikaanse filosoof Mogobe Ramose (1950) promoveerde in Leuven en was onder meer verbonden aan de universiteit van Tilburg. Het boek waar het citaat uit afkomstig is, wordt beschouwd als een moderne klassieker. Hoewel hij zelf ook wel inziet dat je eigenlijk niet kunt spreken over dé Afrikaanse filosofie ziet hij daarin in grote lijnen wel een duidelijk alternatief voor de westerse filosofie.

Voor de meeste westerse filosofen is een handeling iets wat voortkomt uit een beslissing van een individu, maar voor ubuntu is het bestaan een continue stroom. Dat betekent niet dat ‘het doen’ en ‘de doener’ radicaal gescheiden zijn of tegenover elkaar staan, maar dat beide aspecten zijn van één en dezelfde werkelijkheid. Hij noemt ubuntu daarom een ‘werkwoordelijk zelfstandig naamwoord’, het ‘wordende zijn’. Dit kan zich weliswaar ‘uitkristalliseren tot een bepaalde vorm van sociale organisatie, religie of recht’, maar dan als ‘voortgaande werking’ in plaats van een handeling die al af is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zeg tot uzelf bij het aanbreken van de dag: Vandaag zal ik allerlei mensen ontmoeten …

Marcus Aurelius in Overpeinzingen

De stoïcijnse keizer-filosoof Marcus Aurelius raadt ons aan ons erop voor te bereiden dat we elke dag weer geconfronteerd zullen worden met ‘de bemoeial, de ondankbare, de onmatige, de bedrieger, de afgunstige en de eenzelvige’. Dan moeten we bedenken dat we ons door deze mensen niet moeten laten kwetsen of hen moeten haten, want zij zijn zo geworden omdat ze goed en kwaad niet konden onderscheiden. Zelf kan Marcus Aurelius dat inmiddels wel. Bovendien heeft hij ontdekt dat hij in de natuur verwant is met deze zondaren, ‘omdat wij deel hebben aan de geest en de goddelijke vonk’. Wij moeten daarom niet boos op hen worden, want wij bestaan om met elkaar samen te werken ‘zoals de voeten, de handen, de oogleden en de boven- en ondertanden’. Dat betekent dat het in strijd is met de natuur om elkaar tegen te werken en ons aan elkaar te ergeren of een afkeer van elkaar te hebben. Zou die overtuiging u vandaag kunnen helpen bij een vervelende collega of een lastige klant?

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Wie zich laat verleiden tot roken of hard werken of wat dan ook, doet dat niet uit een gebrek aan zelfbeheersing, maar omdat hij in werkelijkheid gelooft dat wat hij doet ook het beste voor hem is.

Jos Kessels in Socrates op de markt

Organisatiefilosoof Jos Kessels introduceerde het socratische gesprek in Nederland als een manier om fundamentele vragen in beroep en organisatie aan te pakken. Als je geconfronteerd wordt met een crisis in je loopbaan is het van belang om je te laten leiden door wat Socrates onder kennis verstond. Volgens hem waren ondeugden, zoals ongezonde leefgewoonten of jezelf over de kop werken, namelijk niet een kwestie van een gebrek aan zelfbeheersing maar een vorm van onwetendheid. Alles wat wij doen, doen we omdat we denken dat dat het beste voor ons is. ‘Als we gaan wandelen doen we dat omdat we denken dat het goed voor ons is. Als we stilstaan evenzo.’

Over het algemeen denken wij dat kennis een verzameling weetjes, feiten en informatie is, maar voor Socrates is kennis in de eerste plaats zelfkennis. We moeten streven naar ‘inzicht in onze eigen aard, in de doelen en drijfveren van ons handelen’. Socrates vindt daarom dat niemand vrijwillig ‘zondigt’, maar alleen handelt vanuit een verkeerd beeld van wat ‘nastrevenswaardig’ is.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Wat voor alle mensen overal ter wereld werkelijkheid is, is wat we zien als we gewoon even rondkijken.

Jan Warndorff in Geen idee – Filosofie van het boerenverstand (2017)

Filosoof Jan Warndorff (geb. 1965) probeert in Geen idee aan de hand van de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset (1883–1955) te leren denken en leven ‘op de hoogte der tijden’. Volgens Warndorff hebben we in het ‘mondiale dorp’ dringend behoefte aan een levensfilosofie ‘die ons aanmoedigt om goed te zorgen voor onszelf, voor elkaar, voor deze gehele planeet’. Een dergelijke levensfilosofie moet bovendien recht doen aan en gegrond zijn in ‘wat elk mens met eigen ogen kan zien en met eigen verstand kan bevatten’. Het is daarom de hoogste tijd voor een ‘filosofie van het boerenverstand’.
Zo’n levensfilosofie moet dus uitgaan van wat ‘alle mensen in ieder geval met elkaar gemeen hebben’. Als je probeert te bepalen wat wij gemeenschappelijk hebben, moet je twee vragen beantwoorden. Ten eerste wat ‘werkelijkheid’ is voor alle mensen overal ter wereld. Daar geeft het citaat een antwoord op. De tweede vraag is wat voor al die mensen van waarde is. En dat is volgens Warndorff ‘het leven zelf’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sommige verlangens zijn natuurlijk en noodzakelijk; andere natuurlijk maar niet noodzakelijk; weer andere zijn natuurlijk noch noodzakelijk.

Epicurus

Volgens Alain de Botton in De troost van de filosofie behoren geldzorgen tot de levensproblemen waarbij filosofie je kan bijstaan. Daartoe baseert hij zich op het denken van Epicurus. Diens onderscheid tussen verschillende soorten verlangens kan ons helpen om te bepalen wat noodzakelijk is om gelukkig te worden en waar we ook wel zonder kunnen. Dan blijkt dat behalve van enkele basisvoorzieningen (voedsel, onderdak, kleding) geluk vooral afhangt van complexe psychologische ‘bezittingen’ als vrienden, vrijheid en nadenken. Dat nadenken is vooral belangrijk om na te gaan wat de bronnen van angst zijn – dood, ziekte, armoede en bijgeloof – zodat je weet hoe je daarmee om moet gaan. Als natuurlijke verlangens die echter niet noodzakelijk zijn beschouwt Epicurus zaken als een mooi huis, een privébadhuis, banketten, bedienden en vis en vlees (!). Verlangens waar je heel goed van af kunt zien zijn die naar roem en macht, want die zijn noch natuurlijk noch noodzakelijk. Welke van uw verlangens zet u in welke kolom van deze tabel?

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Het ideaal van een gedeelde wereld leeft niet langer in wat tot nu toe het ‘Westen’ heette.’

Bruno Latour in Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2017, vert. 2018)

In het essay Waar kunnen we landen? spreekt de Franse denker Bruno Latour (geb. 1947) zijn erkentelijkheid uit aan de aanhangers van Donald Trump. Door hem te verkiezen hebben ze duidelijkheid geschapen, want op 1 juni 2017 trokken de VS zich terug uit het Parijse klimaatakkoord. Wat miljoenen milieuactivisten, duizenden wetenschappers, talloze goedwillende CEO’s en paus Franciscus niet is gelukt, heeft Trump wel voor elkaar gekregen: ‘iedereen weet nu dat de klimaatkwesties tot de kern van alle geopolitieke issues behoort en dat ze rechtstreeks verbonden zijn met vraagstukken van onrechtvaardigheid en ongelijkheid.’

Deze terugtrekking van Trump is een soort oorlogsverklaring: ‘Wij, Amerikanen, behoren niet tot dezelfde aarde als jullie. Die van jullie mag dan bedreigd zijn, die van ons zal dat niet gebeuren.’ Latour ziet dat als de politieke ‘en vermoedelijk ook militaire – maar in elk geval de existentiële consequenties’ van wat president Bush senior in 1992 verklaarde: ‘The American way of life is not negotiable!’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als je je somber voelt of geërgerd, is er iets niet in orde …

Leo Tolstoj in De weg van het leven

Tientallen jaren na zijn meesterwerken als Oorlog en vrede en Anna Karenina schreef Leo Tolstoj op wat hij onderweg zoal had geleerd over het leven. Dat leverde het boek De weg van het leven op, met veel citaten van anderen maar ook doorleefde lessen van zichzelf. Een van de ‘zonden’ die hij bespreekt is die van de woede. Dat hoofdstuk begint hij met een vergelijking tussen lichaam en geest. Als je lichaam pijn doet, weet je dat er iets niet in orde is. En dat geldt ook voor de geest. Als je gedeprimeerd of geïrriteerd bent, is er iets niet in orde: ‘of je houdt van dingen waarvan je niet moet houden, of je houdt niet van dingen waar je wel van moet houden.’

Nu is het zo dat boosheid, volgens hem, voortkomt uit machteloosheid, dus een verlangen naar macht waar die onmogelijk te verkrijgen is. Dat houdt in dat boosheid eigenlijk betekent dat je een beetje dom bent. Volgens Tolstoj ben je als een vrouw die niet beseft dat ze blind is en alles en iedereen kwalijk neemt dat ze tegen haar op botsen, terwijl het natuurlijk precies andersom is.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Er is geen genezing voor het toebehoren aan de wereld. Maar met een afdoende behandeling kunnen we in elk geval genezen van de waan dat we er niet aan toebehoren.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

De Franse filosoof Bruno Latour (1947) vindt dat we allemaal gek geworden zijn. Luidt de geleerde term voor waanzin niet ‘een verstoring van de verhouding tot de wereld’? Om te begrijpen wat er ecologisch allemaal gaande is aan crises, of liever ‘totale oorlog’, moeten we beseffen dat alle veranderingen van de aarde iedereen tot waanzin drijven, maar wel tot verschillende soorten. Zo verkeren ‘klimaatsceptici’ overduidelijk in een ‘ontkenningswaan’, omdat ze de redelijke argumenten van vrijwel alle wetenschappers negeren. Anderen zijn getroffen door het delirium dat we met ‘geo-engineering’ onze controledwang op de Aarde nog moeten vergroten. Latour raadt voor hen een dwangbuis aan. Verder heb je nog de gedeprimeerden, die wel zien wat er allemaal aan het veranderen is, maar menen dat ze er toch niks aan kunnen doen. Daartegenover staan degenen die denken dat dat wel kan, maar die zijn volgens Latour waarschijnlijk in hun manische fase.

Zelf probeert Latour zich van zijn angst te bevrijden door ‘sluwe manieren’ te vinden om anderen met zijn angst te besmetten. Dat doet hij onder meer in dit Oog in oog met Gaia. Omdat we ons niet in een ‘crisis’ bevinden, maar in een definitieve verandering van onze verhouding tot de wereld (‘we zitten er midden in’), pleit hij voor een ‘zorgtraject’, waarin we leren ‘subtiel te wanhopen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als iets niet waar is in de ogen van de minstbedeelden, dan is het niet waar.

Jean-Paul Sartre in Les communistes et la paix (1964)

Aan het slot van Les communistes et la paix komt Jean-Paul Sartre (1905–1980) met een radicale oplossing voor de vraag hoe we besluiten wie er gelijk heeft als mensen met onverenigbare belangen tegelijk beweren dat het recht aan hun kant staat. We moeten volgens hem de kwestie gewoon bekijken ‘met de ogen van de minst bevoorrechten’ of ‘van degenen die het meest onrecht wordt aangedaan’.

Volgens Sarah Bakewell (De existentialisten, 2016) zou dit zelfs kunnen dienen als criterium voor de waarheid zelf. ‘Met één pennenstreek veegde Sartre’, volgens haar, ‘het misleidende jargon van tafel waar bevoorrechte groepen zich van bedienen.’ Je zou tegenwoordig kunnen denken aan de liberalen die vinden dat inkomensverschillen gerechtvaardigd zijn omdat iedereen ‘gelijke kansen’ heeft, als hij maar bereid is om hard te werken. Dat gaat natuurlijk voorbij aan degenen die minder bevoorrecht zijn als het bijvoorbeeld gaat om afkomst, intelligentie en psychische en lichamelijke gezondheid.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Door in de beslissing bij het goede te willen zijn en te blijven, wordt heel veel tijd gewonnen.

Søren Kierkegaard in Onverdeeld één ding te willen

In een lange toespraak vraagt de Deense denker Søren Kierkegaard zich af hoe je ertoe kunt komen om één ding onverdeeld te willen, met andere woorden je hele leven op één ding te richten. Wat zou dat ene dan moeten zijn? Als je erover nadenkt, kun je eigenlijk maar tot één antwoord komen: het goede. Kierkegaard laat ook zien dat het omgekeerde eveneens het geval is: als je het goede wilt, kun je eigenlijk alleen maar dat willen. Dat betekent dat alles wat je doet gericht moet zijn op het goede.
Je zou je kunnen afvragen of dat niet veel te veel gevraagd is. Nee hoor, zegt Kierkegaard, want wat doen die mensen die het zo druk hebben dat ze geen tijd hebben om onverdeeld het goede te doen? Mensen die klagen over hun gebrek aan tijd, brengen die voornamelijk door met ‘weifelachtigheid, afleiding, halve gedachten, halve besluiten, besluiteloosheid’. Nu alleen nog even bedenken wat ‘het goede’ is … Voor Kierkegaard is dat duidelijk: de liefde voor God en je naaste.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

De filosofie mag de verscheidenheid van de wereld niet veronachtzamen – de elfen dansen, en Christus is aan het kruis genageld.

A.N. Whitehead in Process and Reality (1927-1928)

In zijn ‘speculatief filosofische’ werk over ‘proces en werkelijkheid’ stelt de Brits-Amerikaanse filosoof, natuurkundige en wiskundige Alfred North Whitehead (1861–1947) dat het grootste gevaar dat de filosofie bedreigt de beperktheid van de keuze voor bewijsgronden is. Als we niet oppassen zijn denkbeelden gebaseerd op gegevens die arbitrair bepaald zijn door het temperament van de individuele denkers, de kleinsteedsheid van de sociale groep waartoe ze behoren of de beperkingen van hun denkschema.

Als je kijkt naar de grote culturele verworvenheden in de geschiedenis van plaatsen en tijdperken, van het Romeinse Rijk tot het moderne Parijs of New York, is natuurlijk op elk van die stappen in de beschaving van de mensheid velerlei kritiek mogelijk. Maar als je ze louter minacht, betekent dat dat je blind bent voor de grootsheid van bepaalde elementen daarvan die onze bewondering verdienen. ‘Er is grootsheid te vinden in de levens van degenen die religieuze stelsels stichten … en dat van de rebellen die ze vernietigen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het werpt vruchten af als je tijdig aan je toekomstige herinneringen hebt gewerkt.

Wilhelm Schmid in Gelatenheid – Wat we winnen wanneer we ouder worden

Volgens de Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid (geb. 1953) maakt de houding van ‘gelatenheid’ het ouder worden draaglijk. Op grond van zijn eigen ervaring met het verouderingsproces komt hij tot ‘tien stappen naar de gelatenheid’. De vierde daarvan is het ‘beleven van genoegens en geluk’. Behalve aan het langzaam genieten van een goede espresso, denkt hij daarbij ook aan het grote ‘genoegen van de herinnering’. Het zwelgen daarin wordt aangenamer, omdat je niet meer bang hoeft te zijn voor wat er gaat gebeuren, want het is al achter de rug. Je kunt terugdenken aan bijzondere dingen die je hebt bereikt, maar ook een melancholieke herinnering kan zoet zijn. Wie nog niet zo oud is, kan zich door deze wijze les laten inspireren om vandaag al te beginnen aan het realiseren van memorabele ervaringen.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

De natuur heeft de mensheid onder de heerschappij gesteld van twee soevereine meesters: pijn en genot.

Jeremy Bentham in ‘Een inleiding tot de beginselen van moraliteit en wetgeving’, in Utilisme (1789, 2020).

Met het citaat begint het boek waarin de Engelse jurist en filosoof Jeremy Bentham (1748-1832) zijn ideeën over het utilisme uiteenzet. Volgens hem geven alleen pijn en genot aan wat we zouden moeten doen en bepalen ook alleen deze twee wat we zullen doen. ‘Zowel de maatstaf van goed en kwaad als de keten van oorzaken en gevolgen is aan hun troon bevestigd. Zij regeren ons in alles wat we doen, in alles wat we zeggen en in alles wat we denken.’ Er zijn dus zowel logische redenen als empirische redenen te geven waarom het nuttigheidsbeginsel het leidende principe van de moraal moet zijn, want dit beginsel erkent deze ‘onderworpenheid’ en maakt er de basis van voor het systeem dat ‘de structuur van het geluk’ bouwt. ‘Stelsels die dit ter discussie proberen te stellen, geven geluid in plaats van betekenis, grilligheid in plaats van redelijkheid en duisternis in plaats van licht.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Van de geneeskunde wordt bewezen dat die goed is, doordat die de gezondheid bevordert. Maar hoe is het mogelijk om te bewijzen dat gezondheid goed is?

J.S. Mill in Utilisme (1863, 2020)

Volgens de Britse filosoof John Stuart Mill (1806-1873) kun je de theorie die stelt dat nut of (het grootste) geluk het hoogste goed is niet bewijzen in de gebruikelijk zin. Je kunt alleen bewijzen dat iets goed is, door te laten zien dat het een middel is om te komen ‘tot iets waarvan algemeen aanvaard wordt dat het zonder bewijs goed is’. In het citaat geeft hij het voorbeeld van de geneeskunde, die goed is omdat die de gezondheid bevordert, maar als iemand dan zou vragen om te bewijzen dat gezondheid goed is, zou je met lege handen staan. Als iemand dat niet ook ‘vanzelfsprekend’ vindt, eindigt het gesprek. Een ander voorbeeld dat Mill geeft is de muziekkunst. Het luisteren naar of maken van muziek is een genoegen, maar hoe kun je bewijzen dat een genoegen iets goeds is?

Overigens meent Mill dat er een ruimere betekenis van ‘bewijs’ bestaat, namelijk allerlei rationele overwegingen die een intelligent iemand ‘ertoe kunnen brengen al dan niet in te stemmen met de doctrine, en dat staat gelijk aan bewijs’. Voor Mill zelf is gezondheid goed omdat het een genoegen of genot is om gezond te zijn (en pijnlijk om het niet te zijn) en muziek omdat je er genoegen aan kunt beleven. Daarom is hij aanhanger van het utilisme.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als niets ertoe doet, zou het er ook niet toe moeten doen dat niets ertoe doet.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy

Een van de levenshoudingen die de existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom soms aantreft bij patiënten is een ‘kosmische visie’. Zij kijken van grote afstand naar het gedoe van de andere mensen, die ook slechts ‘broodkruimels op de rok van het universum’ zijn, en vragen zich af waarom zij zich zo druk maken om nietigheden. Bij sommige filosofen leidt dit ‘globale’ of ‘galactische’ gezichtspunt tot een pessimistische filosofie, zoals bij Arthur Schopenhauer. Hoewel ook Yalom niet gelooft in een zin van het universum, vindt hij dit gebrek aan betrokkenheid toch ook niet gezond. Hij ziet er onder andere een ‘logische inconsistentie’ in. Want als het allemaal niets uitmaakt wat je doet, maakt het ook niet uit dát het niets uitmaakt. En dus hoef je je niet uit het leven terug te trekken, maar kun je er ten volle van genieten.

Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media

Denkers

Thema's