Gedachten
Dat het christelijk gezien zo zou zijn als door Hegel werd geleerd (wat ik hem, kinderlijk genoeg, heb nagepraat in mijn proefschrift), dat het doel van de staat de veredeling van de mens zou zijn enz., is natuurlijk kletskoek.
Volgens Kierkegaard is de staat het ‘menselijk egoïsme in zijn grote proporties’. Plato heeft dan ook ongelijk dat je de deugden kunt ontdekken door ze in de staat te bestuderen. De staat is relatief goed, maar alleen in zoverre dat het egoïsme van de enkelingen ten opzichte van elkaar door de staat in balans wordt gehouden. Dat je een beter mens zou worden met behulp van de staat is ‘even twijfelachtig als dat dit in een tuchthuis kan gebeuren’. In de staat word je hoogstens wat slimmer, door rekening te houden met de krachten van de andere ego’s, maar je wordt er niet minder egoïstisch. Overigens probeerde Plato dan nog de deugd en de staat met elkaar in verband te brengen. De ‘klucht van de moderne staten’ is dat geen politicus zich meer afvraagt hoe hij zich moet gedragen als minister, maar alleen nog maar: ‘Hoe speel ik het klaar om minister te worden?’ Kierkegaard ziet staten zo te gronde gaan, want er wordt niet meer geregeerd of bestuurd, maar alleen nog geprobeerd om op het pluche te komen. ‘En dan wordt men minister, maar dan weet men niets meer.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Pudeo ergo sum.
‘Ik schaam mij, dus ik besta’, is de conclusie van Van Raalten, nadat hij zich door Sartre, Jaspers, Scheler, Nietzsche, maar vooral door Kierkegaard heeft laten inspireren: ‘Nergens is de mens zich zo sterk van zichzelf bewust als in de schaamte.’ Het menselijk bestaan wordt op gang gebracht door de ‘nooit aflatende dialectiek’ die het krijgt door de schaamte. Het doet ons heen en weer bewegen tussen een afgeremd en opgewekt gevoelsleven, verhulling en onthulling van ons lichaam, kritische terughoudendheid en geestelijke zelfverwerkelijking, een besef van eenzaamheid en verbondenheid met het heilige. ‘Schaamte is groei, leven, ontwikkeling.’ Natuurlijk is schaamte een vervelend gevoel, een ervaring van kleinheid en ontoereikendheid, maar ‘tevens een bewijs van het anders-willen, van ergernis en toorn om de mislukking’. Wie zich niet langer schaamt, leeft in feite niet meer: ‘Buiten de schaamte is de wereld van het levenloos-onpersoonlijke, van de indifferent-wetmatige natuur, van de steriele wetenschappelijkheid, van het Konzentrationslager.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hoe gemakkelijk wordt een mens er niet toe verleid aan zichzelf te denken in abstracte zin, in plaats van aan die ontstellende concreetheid die hij is.
Hoewel het ook volgens Kierkegaard de taal is die de mens onderscheidt van het dier, is het ook een feit dat de mens gemakkelijk op het verkeerde spoor komt omdat zijn opvoeding en opleiding in de vorm van taal plaatsvindt. Omdat de taal iets abstracts is, kan de mens zich gemakkelijk inbeelden dat hij iets waarvoor hij het woord weet ook feitelijk kent. Dat geldt op het natuurwetenschappelijke en esthetische vlak, maar het wordt pas echt erg als dat in de ethiek gebeurt. De geest van het goede kan alleen in de enkeling gestalte krijgen. Maar er zijn vele krachten die de mens tot massa, tot ‘publiek’ willen maken. Zo heeft de ‘dagbladjournalistiek’ volgens Kierkegaard tot doel om ‘ons allen tot exemplaren te doen ontaarden’. En ook de Deense Staatskerk leeft van de macht van het getal van de ‘miljoenen christenen’. De abstracties van het theoretische denken of het burgerlijke christendom zijn dus een bedreiging voor de ethische ontwikkeling van de eenling. Hij beveelt daarom aan om net als Pythagoras het onderricht steeds te beginnen met ‘een stille bezinning op het concrete’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De mens is een kletsmeier, en dat is hij met behulp van de taal.
Omdat veel ‘buitengewone mensen’ ooit een uitspraak hebben gedaan die begon met ‘de mens is…’, doet Kierkegaard ook een poging. Het is door de taal dat ieder mens deel heeft aan ‘het hoogste’. Veel mensen menen dat dat het belangrijkste verschil is tussen mens en dier. Maar Kierkegaard ziet mensen vooral ‘participeren aan het hoogste’ door ‘met behulp van taal te leuteren over die participatie’. Dat is volgens hem net zoiets als deel te nemen aan een koninklijk banket vanaf de galerij. Als hij een heiden zou zijn, zou hij denken dat ‘een ironische god’ de mens de taal had gegeven om zich te vermaken met dit zelfbedrog. Maar hij is christen en heeft daarom medelijden met God, die in zijn liefde ons de taal heeft geschonken ‘om het zo voor ieder mens mogelijk te maken het hoogste werkelijk te grijpen’: ‘Ach, met hoeveel pijn moet God het resultaat bezien!’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Men moet de deugd gaan beoefenen, zodra men in zijn onderhoud kan voorzien.
Phocylides, geciteerd door Plato in De staat
Ook de mensen scheiden iets onmenselijks uit.
De bewustwording van het absurde begint met een ‘door verwondering gekleurde verveling’ bij het alledaagse bestaan van werken, eten en slapen. Die verveling is voorwaarde voor bewustwording: ik moet zelfmoord plegen of een geestelijk evenwicht vinden. Dan word je dertig en je ontdekt dat je deel uitmaakt van de tijd en niet langer verlangt naar morgen, maar dat je lichaam in de greep is van de tijd. ‘Deze opstand van ons lichaam, dat is het absurde.’ Vervolgens stuit je op de ondoorzichtigheid en vreemdheid van de wereld om ons heen, ook dat is het absurde. En dan ontdek je ook de ‘onmenselijkheid’ van de andere mensen, ‘hun betekenisloze pantomime’. Camus verwijst in dat verband naar de ervaring van walging, ‘zoals een modern schrijver het noemt’ (Sartre). Maar het is niet zo dat wij voor onszelf wel kunnen ontsnappen aan het absurde: ‘Het absurde is ook de vreemdeling die ons soms tegemoetkomt in een spiegel of de vertrouwde broer bij wie wij ons toch niet op ons gemak voelen, die wij weerzien wanneer we foto’s van onszelf bekijken.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Dat is het ironische van de ironie: dat zij het plotseling niet meer is.
In een passage in De taal der liefde (1972) noemt Reve Harry Mulisch de ‘hoofdhetser’ van degenen die hem racisme verwijten. ‘Zelf is hij een bastaard,’ schrijft Reve, ‘die door een alpineus goro goro tiepe (…) bij een Jemenitiese water & vuur vrouw is verwekt. Bij vermenging komen de slechtste eigenschappen van de paarders op de voorgrond, dat is bekend. Het muildier is onvruchtbaar.’ Omdat Mulisch vindt dat er een gaslucht opstijgt uit deze passage, concludeert hij dat Reve ‘door de dubbele bodem van de ironie is gezakt’. Ironie betekent het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt, op zo’n manier dat de ander dat doorziet. Maar als je daar te lang mee doorgaat, word je vanzelf wat je eerste ‘speelde’. Volgens Mulisch is Reve een schrijver geworden zoals zijn personage Frits van Egters in De avonden denkt dat een schrijver moet zijn. Het vreemde aan Reve is dat hij alle verantwoordelijkheid voor de uitspraken in zijn boeken, ook als dat duidelijk brieven zijn die door hem geschreven en verzonden zijn aan echte mensen, afwijst op grond van ‘stijl’, et cetera. Terwijl echte grote schrijvers, zoals Multatuli, juist klagen dat niemand ingaat op wat ze beweren, maar alleen zeggen dat het ‘zo mooi geschreven is’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het beste is de baas te zijn over je genoegens en je er niet door te laten overheersen, maar niet om er geen gebruik van te maken.
Aristippus (ca. 435-350 v.Chr.) werd geboren in Cyrene, een Griekse stad in het deel van Noord-Afrika wat nu Libië is. Hij wordt beschouwd als stichter van de Cyreense school, die een ultrahedonistische levensstijl verdedigt. Hij was een leerling van Socrates, maar de eerste van diens volgelingen die geld vroeg voor zijn optredens, al stuurde hij dat wel aan zijn meester (en die stuurde het ook weer terug). Dat aannemen van een salaris (ook van zijn vrienden) verdedigde hij door te stellen dat hij hen zo leerde om hun geld goed te gebruiken.
Diogenes Laërtius vertelt een groot aantal anekdoten over Aristippus waarin die zijn gerichtheid op onmiddellijke genoegens verdedigt. Zo liet Dionysius hem eens kiezen uit drie hoeren, maar Aristippus nam ze alle drie, met de woorden: ‘Het is Paris ook niet goed vergaan toen hij zijn voorkeur voor de één had uitgesproken.’ En aan iemand die hem er op aansprak dat hij dure etenswaren kocht, vroeg hij: ‘Zou jij dat gekocht hebben, als je het voor een paar centen kon krijgen?’ En toen daarop bevestigend werd geantwoord, zei Aristippus: ‘Welnu, ik ben dus nu niet meer een genotzuchtige, maar jij bent een geldzuchtige.’ Toen iemand hem de vraag stelde wat voor hem het nut van de filosofie was, zou hij gezegd hebben: ‘Dat ik me in elk gezelschap weet te gedragen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik merk in mijn praktijk dat de filosofische houding besmettelijk is.
Ad Hoogendijk opende in 1987 de eerste filosofische praktijk in Nederland. Zes jaar eerder had Gerd B. Achenbach in Duitsland het initiatief genomen voor een ‘filosofische praktijk, waarin de filosoof zich beschikbaar stelt om op basis van zijn kennis en vaardigheden met zijn bezoekers van gedachten te wisselen over de onderwerpen die zij meebrengen’. Uit de psychoanalyse is bekend dat veel cliënten tijdens de jarenlange sessies op de sofa zeer bedreven worden in het jargon van die benadering. Soms krijg je de indruk dat het een doel van de behandeling is dat de cliënt ook gelooft dat al zijn problemen voortkomen uit een gestagneerde ontwikkeling in de (vroege) jeugd. De vraag is of het ook zo ‘gezond’ is om besmet te worden met ‘de filosofische houding’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Kitsch is een kamerscherm om de dood aan het oog te onttrekken.
Waarom schiet een politicus vol als hij spelende kinderen ziet? Omdat het een beroep doet op zijn gevoel: ‘In het rijk van de kitsch heerst de dictatuur van het hart.’ Kitsch wekt twee tranen van ontroering op; de eerste vanwege het zien van ‘die vrolijke kinderen’, de tweede vanwege de schoonheid dat je dat eerste gevoel met iedereen deelt. ‘Broederschap van alle mensen op aarde kan alleen gebaseerd zijn op kitsch.’ Daarom pakken politici ieder kind op dat ze zien als het oog van de camera’s op hen gericht is. In een democratie, waarin meerdere partijen elkaars invloed beperken, kunnen we volgens Kundera nog enigszins ontsnappen aan ‘de inquisitie van de kitsch’. Maar in een eenpartijstaat heerst de ‘totalitaire kitsch’. Hier is al het individuele, elke twijfel en ironie uit het leven gebannen en ook alles wat niet overeenstemt met het algemene beeld: een moeder die haar kind verlaat of een man die van mannen houdt. Want ‘elk verschil is een fluim in het gezicht van de glimlachende broederschap’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het is een teken van ware liefde wanneer men er aan denkt hoe de ander lijdt. Want ook hij lijdt, ook hij is een arme drommel.
In het jaar 1946 wordt Ludwig Wittgenstein verliefd op de student medicijnen Ben Richards, die bijna veertig jaar jonger is dan de filosoof. Naar eigen zeggen zorgt zijn liefde voor Ben ervoor dat al zijn ‘kleinzielige zorgen’ in verband met baan en werk op de achtergrond raken. Hoewel hij diverse eerdere relaties met jongemannen heeft gehad, meent zijn biograaf Ray Monk dat de relatie met Richards voor het eerst een breuk lijkt te betekenen met Wittgensteins solipsisme. Over dit geloof, dat de hele wereld alleen in de eigen geest bestaat, had hij in de Tractatus logico-philopophicus (1921) nog het volgende gezegd: ‘Wat het solipsisme bedoelt, is helemaal juist, het laat zich alleen niet zeggen, maar het toont zich.’ Voor Wittgenstein zelf is de liefde van Ben een ‘groot, zeldzaam geschenk’, al realiseert hij zich ook dat het mede-lijden met een ander zijn leven er niet gemakkelijker op maakt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De alchemist is geen oplichter die van lood goud maakt, maar iemand die met zijn ziel experimenteert.
Mulisch zet zich af tegen het gebruikelijke, romantische beeld van een schrijver: iemand trekt de wijde wereld in, beleeft van alles, gaat terug naar huis en schrijft daarover een roman. Tijdens het schrijven verandert zo’n schrijver niet, want dat doe je alleen maar buiten, in de wereld. Voor Mulisch geldt precies het tegenovergestelde: ‘Toen ik met De ontdekking van de hemel begon, was ik een ander dan na de afsluitende laatste zin: “Geef antwoord!” Bij het nalezen van het manuscript dacht ik: zo zie jij dat dus.’
Mulisch ziet de schrijver als een alchemist, als iemand die met de materie experimenteert en daarmee met zijn ziel. Dat verklaart ook zijn belangstelling voor zowel de ‘echte wetenschappelijke’ schei- en natuurkunde, als voor de terreinen die zich bezighouden met de ‘alchemie van de ziel’: filosofie, psychologie, kunst, religie en metafysica. Dat maakt hem in Nederland naar eigen zeggen ‘bij voorbaat verdacht en niet helemaal koosjer’. Nederlanders zijn namelijk realisten en kooplieden. Duitsers zijn desnoods bereid hun ziel te verkopen, maar ‘Nederlanders verkopen alleen dingen die ze elders goedkoper hebben ingekocht’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wie niet weet wat liefde is, zal door analyse nooit iets anders dan begeerte in liefde vinden.
C.S. Lewis, Met reden geloven. C.S. Lewis over denken en geloof (1983; oorspronkelijk in Transposition and other adresses, 1949)
Emoties dienen om onze belangen te behartigen.
Vroeger sprak men over gevoelens als ‘passies’, het uit het Grieks afkomstige woord dat benadrukt dat het gaat om dingen die ons overkomen (passief). In 1632 introduceerde Descartes daarnaast het woord émotion, afgeleid van het Franse woord émeute, dat ‘oproer’ betekent. Ook hiervoor geldt dat het wijst op de ‘wanorde’ die de passies bij mensen teweegbrengen. Maar voor psycholoog Frijda is het woord ook geschikt omdat het duidelijk maakt dat veel gevoelens te maken hebben met dat we iets willen doen of niet doen. De moderne psychologie zag emoties lange tijd als een soort aandoeningen, los van denken en handelen. Van Sartre (Magie en emotie, 1939/1966) leerde Frijda dat emoties altijd betrekking hebben op de omgeving van het individu en dat ze altijd het karakter hebben van een gekleurde waarneming. Emoties dienen een of ander belang dat wij als individu hebben. ‘En dat doen ze doordat ze onze relatie veranderen tot het object dat de emoties oproept – vrees, bijvoorbeeld, moet ervoor zorgen dat je ergens niet mee te maken krijgt. Dat relationele aspect, dat is wat er in die verandering in gedragsbereidheid tot uiting komt.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het doel van de filosofie is het rationaliseren van mystiek.
Volgens Whitehead kun je filosofen onderscheiden in twee scholen, aan de hand van de ‘Drogreden van het Perfecte Woordenboek’. Deze drogreden is gebaseerd op het geloof dat alle fundamentele ideeën die van toepassing zijn op de ervaringen van de mens al tot bewustzijn zijn gekomen, en dat onze taal die ideeën expliciet uitdrukt. De kritische school in de filosofie verwerpt speculatie en beperkt zichzelf tot de analyse van de woorden die nu al in het woordenboek staan. De speculatieve school daarentegen streeft naar onmiddellijk inzicht, en probeert de betekenis daarvan te laten zien door een beroep te doen op situaties die dat inzicht geven. Daarmee verrijken de speculatieve filosofen het woordenboek. Het is een ‘strijd tussen veiligheid en avontuur’. Volgens Whitehead zelf heeft de filosofie precies daarom nut: om te zorgen dat er nieuwe ideeën worden ontwikkeld die de maatschappij verlichten. Het onmiddellijke inzicht is een mystiek gebeuren en de ware filosofie probeert dat inzicht niet weg te verklaren, maar er juist nieuwe woorden en zinnen voor te vinden, die rationeel met elkaar verbonden zijn. Filosofie lijkt daarin op poëzie ‘en beide proberen dat ultieme idee uit te drukken dat we beschaving noemen’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De Ander is de verzwegen vooronderstelling van het Cartesiaanse cogito.
Als je over de mens, het bewustzijn of de geest begint te praten, veronderstel je al dat die bestaan, want zonder (mede)mens, bewustzijn of geest kan er niet worden gepraat. Het bestaan van het bewustzijn (van de ander) kun je daarom ‘absoluut evident’ noemen. Psychologen die het gedrag van hun onderzoeksobjecten als ‘bewusteloos’ of ‘onbewust’ beschouwen, veronderstellen dat bewustzijn nog altijd wel bij hun vakgenoten als ze het over ons, zielloze schepsels, hebben. Er is een filosoof nodig om hen op deze fundamentele fout te wijzen. Of een kritische collega als Kouwer.
‘Evident’ betekent zoveel als ‘vanzelfsprekend’ en ‘absoluut’ betekent hier: onafhankelijk van wie er praat en wanneer. Een van de bekendste filosofische ‘evidenties’ is de zekerheid waarop de twijfel van Descartes uiteindelijk stuit: ‘ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum). Dit individuele bewustzijn (subject) was daarna lange tijd het referentiekader van het moderne denken. Maar ‘cogito’ zou je volgens Kouwer moeten opvatten als een ‘(mede)menselijke bezigheid’ en het ‘sum’ als ‘er zijn’. Niet alleen ik ben, maar ook de ander is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het fascinerende van het experiment met de blinde vlek is het feit dat we niet zien dat we niet zien.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Bestaat er voor de echtheid van een gevoelsuiting het oordeel van een ‘vakman’?
Ja, meent Wittgenstein. Zelfs over zoiets als de authenticiteit van een gevoel dat iemand uitdrukt, kun je zeggen dat er mensen zijn die ‘beter’ oordelen, en anderen ‘slechter’. Iemand met meer mensenkennis zal beter kunnen beoordelen of een gevoel bij iemand echt is en zal op basis daarvan de toekomst beter voorspellen. Kun je een dergelijke kennis ook leren? Ja, sommige mensen kunnen dat wel, alleen niet door er een ‘cursus’ in te volgen, maar alleen door ‘ervaring’. Bij het verwerven van die ervaring kun je geholpen worden door een leermeester, die je af een toe een ‘tip’ geeft, een wenk. Je krijgt geen techniek aangeleerd, maar je verbetert je oordeel wel. Er zijn ook wel regels, alleen vormen die niet een (sluitend) systeem en moet je al ‘ervaren’ zijn om ze goed toe te passen. In ieder geval zal de psychologie daar nooit ‘wetenschap’ van kunnen maken. Wittgensteins biograaf Ray Monk denkt dat we bij de bedoelde ‘vakman’ eerder moeten denken aan iemand als pater Zossima in De broers Karamazov van Dostojevski. Over hem heeft Wittgenstein zelf gezegd dat er ‘werkelijk zulke mensen zijn geweest, die regelrecht in de ziel van anderen konden kijken en hun raad konden geven’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
‘Zich-zelf goed kennen’ betekent noodlottigerwijs tegenover zichzelf het gezichtspunt innemen van iemand anders.
Het ‘Mij’ blijft ons als zodanig onbekend en dat komt omdat het zich als een object aan ons toont. In dat geval is de observatie de enig mogelijk methode om het te kennen, maar ‘het is te zeer aanwezig om er een gezichtspunt tegenover in te kunnen nemen dat waarlijk van buitenaf is. Als men achteruit gaat om afstand te nemen, vergezelt het ons in dit terugwijken.’ Om te weten te komen of ik lui ben of ijverig, moet ik dat aan mensen in mijn omgeving vragen of andere feiten verzamelen en die ‘even objectief’ proberen te interpreteren ‘als wanneer het om een ander ging’. De ‘intimiteit’ staat me juist in de weg om het Mij te kennen, maar het gezichtspunt van de ander is noodzakelijkerwijs onjuist. Het Ego is oorspronkelijk ‘in één klap’ gegeven, maar met de introspectie valt het uiteen in fragmenten. ‘De intuïtie van het Ego is dan ook een eeuwig en altijd bedrieglijke luchtspiegeling, want zij geeft alles prijs en tegelijk niets.’ We kunnen dus ook nooit onszelf zijn, maar alleen onszelf worden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Uit de verlatenheid vloeit voort dat wijzelf ons wezen kiezen.
Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1965)
Indien de door Logos beheerste samenleving zich niet kan aanpassen aan de omstandigheden die zij zelf heeft gecreëerd, dan zal de volledige economische en politieke structuur van onze wereld instorten.
Ervin Laszlo (1932) werd al op zevenjarige leeftijd toegelaten tot de Fransz Liszt Akademie en debuteerde toen hij negen was met het Filharmonisch Orkest van zijn geboortestad, Boedapest. Na de oorlog vervolgde hij zijn muzikale carrière in Amerika, maar begon daar ook voor zichzelf te studeren en na te denken. In 1961 vertelde hij bij een diner na een recital (in Den Haag) aan een hem onbekende man over zijn ideeën. Deze was zeer geïnteresseerd en Laszlo gaf hem zijn aantekeningen mee. De volgende dag bleek dat het ging om de redacteur van Martinus Nijhoff. Het was het begin van een nieuwe loopbaan voor Laszlo aan diverse instituten en universiteiten, waaronder Yale.
Laszlo behandelt de geschiedenis van de mensheid aan de hand van drie mentaliteiten: Mythos, Theos en Logos. De moderne mentaliteit, die van onze tijd, wordt gekenmerkt door een ‘mechanistisch-rationeel Logos-bewustzijn’. Laszlo is niet de eerste die iets dergelijks doet, maar een belangrijk verschil is dat hij het niet laat bij het constateren van de dreigingen die onze beschaving boven het hoofd hangen, maar dat hij aanwijzingen geeft voor hoe we het beter zouden kunnen doen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik zou het anderen best willen nazeggen, dat wij ons in de liefde gedragen als dieren, maar als dat zo is, vind ik ons verlegen en vlak, behoedzaam, stijf, prozaïsch en grijs, zonder de heroïek die het instinct beveelt en verwoest.
Het is een filosofisch cliché dat alleen de geslachtelijke liefde de geleerde mens nog met de dieren verbindt. Immanuel Kant en vele andere filosofen meenden dat de mens zich grotendeels aan het animale kan onttrekken, alleen niet waar het de seksualiteit betreft. Serres meent echter dat als je ziet waar veel dieren eigenlijk toe bereid zijn om de liefde te bedrijven, je wel onder de indruk moet raken. Walvissen zwemmen van de Beringstraat naar de Golf van Californië omdat die omgeving geschikter is voor hun voortplanting. Zalmen zwemmen tegen woeste stromen in, wolven huilen dag en nacht als de wolvinnen loops zijn, wapitiherten en leeuwen vechten tot bloedens toe om een wijfje. De fregatvogel danst en zingt zeer verfijnd om een partner te verleiden. ‘En hoeveel menselijke mannetjes accepteren het dat hun vrouwtjes hen, in ruil voor een snelle coïtus, wurgen, zoals de bidsprinkhaan?’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik was bijna vijfendertig en ik dacht dat ik één probleem in ieder geval al opgelost had, namelijk hoe je aan een bureau kunt werken en je toch met epistemologie bezighouden.
Toen hij twintig was ging Karl Popper (1902-1994) in de leer bij een oude meester-schrijnwerker in Wenen, waar hij in dienst bleef van 1922 tot 1924. Volgens Popper heeft hij van deze meubelmaker meer over kentheorie geleerd dan van wie ook. Zijn leermeester had de gewoonte hem allerlei vragen te stellen over de geschiedenis waarop de jonge Popper geen antwoord had, maar de man zelf wel. Zo leerde Popper in de praktijk de socratische wijsheid: hij wist dat hij niets wist, en hij wist dat alle kennis die hij in de toekomst nog zou verwerven hem alleen nog maar meer zou laten inzien dat zijn gebrek aan kennis oneindig groot was. Toen de meubelmakerij een grote order van dertig mahoniehouten bureaus met heel veel laden had gekregen, begon de kwaliteit van die bureaus te lijden onder Poppers ‘preoccupatie met epistemologie’. Zijn leermeester kwam tot de conclusie dat Popper ‘te feilbaar en te onwetend’ was voor de meubelmakerij. Nadat Popper het vervolgens een tijdje als sociaal werker en als leraar had geprobeerd, kreeg hij de kans om filosoof van beroep te worden. Hij kon nu dus aan een bureau werken en zich toch met de grote kennisfilosofische kwesties bezighouden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Niets is beter dan wat ouderwetse ‘filosofologie’ om bij in slaap te vallen.
Robert M. Pirsig in Lila, an inquiry into morals (1981)
Filosofologie staat tot filosofie als musicologie staat tot muziek of literatuurwetenschap staat tot literatuur. Het is een afgeleide discipline, een ‘parasiet die graag gelooft dat hij zijn gastheer beheerst door diens gedrag te analyseren en intellectualiseren’. Maar terwijl musicologen of literatuurwetenschappers niet denken dat ze musici of schrijvers opleiden, geloven filosofologen dat wel van filosofen. Tijdens een studie filosofie word je echter niet geacht zelf te (leren) filosoferen, maar alleen een kritische lezing van de grote denkers te kunnen geven. Tijdens zijn eigen studie kreeg Pirsig dan ook te horen dat het een fiasco zou worden als hij te veel aandacht zou besteden aan zijn eigen ideeën. Hij keert zich vervolgens af van de filosofologie, deels omdat hij er niet van houdt, maar ook om niet ‘de filosofologische wagen voor het filosofische paard te spannen’, of zelfs te vergeten dat er ook nog een paard (nodig) is. Als je eerst alles zou moeten lezen wat de grote filosofen uit het verleden hebben gezegd, ben je tweehonderd jaar verder voor je aan je eigen gedachten toekomt. Of je raakt zo onder de indruk van wat ze zeggen, dat je niet meer ziet wat ze vergeten zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een leven is niets waard, maar niets is een leven waard.
Arthur Koestler moet in Darkness at noon (1941) aan deze zin denken. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, zegt Koestler dat de waarde van een enkel leven in de ‘sociale vergelijking’ gelijk is aan nul, terwijl die in de ‘kosmische vergelijking’ oneindig is. Bij nul of oneindig in een vergelijking krijg je de gekste dingen: je kunt dan al gauw bewijzen dat drie gelijk is aan vijfhonderd. En dat gebeurt in elke politieke beweging die zich baseert op de overtuiging dat alles moet worden afgemeten aan het nut voor het geheel of het grootste geluk voor de mensheid (utilitarisme). Het is nu eenmaal zo dat sommige mensen denken dat de wereld er beter aan toe is als er geen Armenen of Turken, Hutu’s of Tutsi’s, joden of moslims bestaan. En wat er gebeurt als die mensen zich ‘de mensheid’ of ‘het geheel’ wanen, dat weten we allemaal. ‘En’, schrijft Koestler, ‘of de weg daarheen gepleisterd is met citaten van Rousseau, Marx, Christus of Mohammed, speelt nauwelijks een rol.’
Relativisme is mooi, totdat het je meer gaat kosten dan wat je er absoluut voor wilt neertellen.
Lou Marinoff is een van de pioniers van de filosofische praktijk in Amerika. Ooit werd hij voor filosofische counseling benaderd door een vrouw van begin twintig die door haar moeder van de ene psycholoog naar de andere werd gesleurd. De conservatief religieuze moeder was ervan overtuigd dat haar vrije, creatieve dochter abnormaal was en dat haar opstandigheid en eigenzinnigheid therapeutisch behandeld moesten worden. Marinoff analyseert het conflict van moeder en dochter als dat van relativisten en absolutisten. Volgens relativisten bestaan er geen tijdloze waarden en normen die voor alle mensen gelden: alle oordelen over de juistheid van handelingen of de schoonheid van dingen zijn persoonlijk en subjectief. Volgens absolutisten bestaan universele waarden wel. Marinoff vertelt het verhaal van de docent filosofie die te maken had met een zaal vol zelfverklaarde relativistische studenten. Zij kwamen echter in opstand toen de docent hun allemaal een onvoldoende gaf voor hun tentamen, op basis van zijn ‘subjectieve oordeel’. Plotseling wilden ze allemaal aantonen dat hun werkstuk ‘objectief goed’ was. Zo vond Marinoff dat de dochter in het genoemde voorbeeld er ‘objectief’ recht op had dat haar moeder haar keuzes respecteerde. Door deze solidariteit van haar filosofische consulent was de dochter in staat om zichzelf te accepteren en werd haar behoefte om te rebelleren minder.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Stel dat Socrates, de aartsvader van de westerse filosofie, nu geleefd had, in onze tijd. Wat zou hij dan gedaan hebben?
Jos Kessels, Socrates op de markt – Filosofie in bedrijf (1997)
Moderniseren of ecologiseren? Dat is de vraag.
Bruno Latour in To modernize or to ecologize? That’s the question (1998)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Agnosticisme is een manier om niet langer te geloven in het idee van geloof.
Bruno Latour (geboren 1947) probeert een antropologie van de moderne mens te ontwikkelen. Hij benadert wetenschappers op dezelfde manier als waarop een cultureel antropoloog een ‘primitieve stam’ bestudeert. Hij laat zien dat het succes van de wetenschappen heel anders verklaard kan worden dan op grond van de overtuiging dat alleen wetenschappers rationeel zijn en daardoor toegang hebben tot de echte werkelijkheid. Steeds weer proberen zijn critici hem vast te pinnen op een keus voor rationaliteit of voor geloof, voor realisme of relativisme. Deze drang heeft hij zelf weer geprobeerd te analyseren (onder andere in Pandora’s hope, 1999), maar intussen gaat hij gewoon verder met het ontwikkelen van een ‘niet-moderne antropologie’. In een poging om de symmetrie te herstellen tussen de manier waarop wij tegen andere culturen aankijken, probeert hij ook over goden na te denken zonder te geloven in rationaliteit, maar ook niet in ‘geloof’. Voorheen kon hij gewone wetenschapsfilosofen nog wel eens op de kast krijgen door te stellen dat de overtuiging dat het DNA al bestond vóórdat het was ontdekt ‘een respectabel geloof’ is. Maar later probeert hij te bedenken wat de consequenties zijn van de opheffing van het onderscheid tussen geloof en weten.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De gedachte dat de meerderheid van de studenten een universiteit bezocht voor het ontvangen van een opleiding, onafhankelijk van de cijfers of titels, is zo hypocriet dat de meesten blij zijn dat het niet aan het licht komt.
Het onderzoek naar kwaliteit van Pirsigs alter ego, Phaedrus, begint met een ‘niet-metafysische fase’. Phaedrus is docent schrijven (retorica) aan een Amerikaanse universiteit en zoekt naar alternatieven voor de traditionele onderwijsaanpak. Hij ontdekt dat veel studenten bij het maken van schrijfopdrachten ‘blokkeren’ omdat ze proberen te bedenken wat ze over het opgegeven onderwerp zouden moeten schrijven (om een goed cijfer te halen). Hij begint daarom andere onderwerpen dan de gebruikelijke als opdracht te geven. Hij vraagt ze niet te schrijven over bijvoorbeeld de ‘geschiedenis van de Verenigde Staten’ (in vijfhonderd woorden), maar over de bovenkant van hun duim of over een muntstuk. Als ze daar eenmaal aan gewend zijn, vragen sommigen zelfs of ze over beide kanten van het muntstuk moeten schrijven, want één kant biedt al stof genoeg. In een volgende fase stopt Phaedrus met het geven van cijfers voor de werkstukken. Dat roept eigenlijk alleen weerstand op bij degenen die daarvóór een vijf of een zes haalden: zij waren gewend om hun inspanning af te stemmen op wat volgens de docent ‘voldoende’ was. Zonder cijfers zijn ze dat houvast kwijt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Denkers
'
A
- Abenoza
- Achenbach
- Achterberg
- Achterhuis
- Adler
- Adorno
- Al Galidi
- Allan
- Althusser
- Ambrosius van Milaan
- Améry
- Anaxagoras
- Anscombe
- Antiphon
- Antonovsky
- Archelaüs
- Archimedes
- Arends
- Arendt
- Aristippus
- Aristofanes
- Ariston
- Aristoteles
- Armstrong - John
- Ashton
- Asma
- Aspect
- Asperger
- Assagioli
- Augustinus
- Austin
- Axelrod
B
- Bacon
- Bakewell
- Barthes
- Bataille
- Baudrillard
- Bauman
- Baumeister
- Beavin
- Benedictus
- Bentham
- Berdjajev
- Bergson
- Biesta
- Binswanger
- Blake
- Blanchot
- Bloch
- Bloom
- Blunden
- Blücher
- Boele
- Boers
- Boerwinkel
- Bohr
- Bolkestein
- Bolten
- Boss
- Boulding
- Bovee
- Boyle
- Brandsma
- Brennan
- Brentano
- Breukelman
- Brodsky
- Brown
- Bruers
- Buber
- Bulhof
- Burroughs
- Buytendijk
- Bâ
C
D
- Darwin
- Dawkins
- De Beauvoir
- De Boer
- De Botton
- De Bree
- Deci
- De Dreu
- Deelder
- Defoe
- De Grey
- Dehue
- De Jonge
- De Jouvenel
- Dekkers
- De Laey
- Democritus
- Dennett
- Derkse
- Derrida
- Descartes
- De Schipper
- De Staël
- De Vries
- De Waal
- Dewey
- De Zengotita
- Diogenes
- Diogenes Laërtius
- Diogenes van Oinoanda
- Dirac
- Dohmen
- Dostojevski
- Doxiadis
- Duintjer
- Dunning
- Dussel
E
F
G
H
- Habermas
- Hache
- Hacker
- Hamann
- Hansen
- Havermans
- Hegel
- Heidegger
- Heijne
- Heisenberg
- Hendrik IV
- Herakleitos
- Herder
- Hermans
- Hermsen
- Hesiodus
- Hesse
- Heumakers
- Hilbert
- Hillel
- Hitchens
- Hoffham
- Hohwy
- Homerus
- Hoogendijk
- Hoogland
- Hoornik
- Hooven
- Horatius
- Hudson
- Hughes
- Huijer
- Hume
- Hundertwasser
- Husserl
- Huta
- Huth
- Huxley
- Huygens
- Hölderlin
K
L
M
- Maassen
- MacDougall
- MacIntyre
- Mahfouz
- Mahoney
- Malraux
- Marcel
- Marcus Aurelius
- Marinoff
- Marquard
- Marx
- Matteüs
- Maturana
- McCall
- McDowell
- McGonigal
- Mees
- Meinsma
- Mencius
- Mencken
- Merleau-Ponty
- Meynen
- Mill – Harriet Taylor
- Mill – John Stuart
- Milton
- Miskotte
- Miu
- Mohammed
- Mommsen
- Monk
- Montaigne
- Montesquieu
- Morozov
- Mortier
- Mostert
- Mulisch
- Multatuli
- Musashi
- Musil
- Myers
- Myson
P
- Pais
- Pamuk
- Papadimitriou
- Paracelsus
- Pargament
- Parks
- Parmenides
- Pascal
- Pater
- Paulus
- Pavlov
- Peirce
- Pessoa
- Petrarca
- Pevsner
- Pfauth
- Phaedrus
- Phocylides
- Piaget
- Pickard
- Pinker
- Pirandello
- Pirsig
- Plato
- Plinius de Oudere
- Plotinus
- Plutarchus
- Poerksen
- Poincaré
- Popper
- Posidonius
- Prediker
- Prins - Sonja
- Protagoras
- Proust
- Pyrrho
- Pythagoras
S
- Safranski
- Saint-Exupéry
- Salomé
- Santayana
- Sartre
- Sautet
- Schaberg
- Schaumberg
- Scheijen
- Scheler
- Schelsky
- Schierbeek
- Schiller
- Schleiermacher
- Schmid
- Schmidt
- Schnabel
- Schooler
- Schopenhauer
- Schreurs
- Schuyt
- Scipio
- Searle
- Seligman
- Semler
- Seneca
- Serres
- Servet
- Sextus Empiricus
- Shakespeare
- Shaw
- Siebert
- Sifton
- Singer
- Slingerland
- Sloterdijk
- Smit
- Smith - Adam
- Smullyan
- Socrates
- Solovjov
- Sophokles
- Spencer
- Sperna Weiland
- Spinoza
- Stee - van
- Steenhuis
- Stoppard
- Strode
- Strum
- Suurmond
- Swift
- Söderberg
T
U
V
- Van Andel
- Van den Hoofdakker
- Van der Gaag
- Van der Meer
- Van der Meiden
- Van der Ploeg
- Van der Ven
- Van der Vossen
- Van de Wetering
- Van Duinkerken
- Van Eeden
- Van Ginneken
- Van Hout
- Van Klaveren
- Van Luijk
- Van Mierlo - Hans Ludo
- Van Nijlen
- Van Raalten
- Van Riessen
- Van Rossem
- Varela
- Vauvenargues
- Veening
- Verbeek
- Verbrugge
- Verhalen
- Verhoeven
- Verkerk
- Vermeersch
- Virilio
- Vischer
- Vogels
- Vohs
- Volpi
- Voltaire
- Von Foerster
- Von Hayek
- Vonnegut
- Von Trier
- Vooren
- Vos
- Voskuil
- Vosselman
- Vossen van der
- Vroman
W
Ž
Thema's
A
- Aanbidden
- Aandacht
- Aansprakelijkheid
- Aanvaarding
- Aarde
- Absolutisme
- Abstractie
- Absurde
- Aforisme
- Afrika
- Agnosticisme
- Alchemie
- Alleen-zijn
- Altruïsme
- Amerika
- Analyse
- Ander
- Angst
- Antropoceen
- Antropologie
- Aporie
- Arbeid
- Architectuur
- Argumenten
- Armoede
- Art deco
- Ascese
- Asielzoekers
- Atheïsme
- Authenticiteit
- Autisme
- Autismespectrumstoornis
- Autobiografie
- Autonomie
- Autopoïese
B
- Bedrijfsleven
- Begeerte
- Begrijpen
- Begrippen
- Behaviorisme
- Belangeloosheid
- Belangen
- Berouw
- Berusting
- Beschaving
- Bescheidenheid
- Beslissing
- Bestaan
- Bestemming
- Bestendigheid
- Betekenis
- Bevrediging
- Bevrijdingsfilosofie
- Beweging
- Bewijs
- Bewustzijn
- Bezinning
- Bezonnenheid
- Bibliotheek
- Bijbel
- Bildung
- Biologie
- Blijmoedigheid
- Blinde vlek
- Boeddhisme
- Boeken
- Bonobo
- Boosheid
- Brein
- Bulverisme
- Bureaucratie
- Burgerschap
- Burn-out
C
- calvinisme
- Categorische imperatief
- Causaliteit
- Chaos
- Chimpansee
- China
- Christendom
- Coaching
- Cogito
- Cognitie
- Communicatie
- Communisme
- Compassie
- Computer
- Concentratie
- Conditionering
- Confucianisme
- Constatieve uitspraken
- Constructivisme
- Consumeren
- Contemplatie
- Creativiteit
- Cultuur
- Cultuurfilosofie
- Cybernetica
- Cynisme
D
- Dagelijks leven
- Dankbaarheid
- Dansen
- Darwinisme
- Daseinsanalyse
- Debat
- Definitie
- Definitie van de situatie
- Delibereren
- Democratie
- Denkbeelden
- Denken
- Depressie
- Dereflectie
- Deregulering
- Deskundigheid
- Determinisme
- Deugden
- Deugdenethiek
- Deugdzaamheid
- Dialoog
- Dieren
- Dierenrechten
- Digitalisering
- Dilemma
- Ding-in-zichzelf
- Diplomatie
- Discipline
- Diversiteit
- Doen
- Dood
- Doodsangst
- Dorst
- Drogredenen
- Dromen
- Druk zijn
- Dubbelzinnigheid
- Dunning-Kruger-effect
- Duurzaamheid
- Dwaasheid
E
- Eclecticisme
- Ecologie
- Economie
- Eenvoud
- Eenzaamheid
- Eerbied
- Eerlijkheid
- Eeuwige wederkeer
- Eeuwigheid
- Effectief altruïsme
- Efficiëntie
- Ego
- Egoïsme
- Eigenbelang
- Eigenheid
- Eigenliefde
- Eigenwaarde
- Eindigheid
- Elementen
- Elenchus
- Ellende
- Emergentie
- Emoties
- Empathie
- Empirisme
- Engelen
- Epicurisme
- Epistemologie
- Erfelijkheid
- Erotiek
- Ervaring
- Essay
- Esthetiek
- Ethiek
- Eudaimonia
- Europa
- Euthanasie
- Evangelie
- Evolutie
- Existentialisme
- Existentie
- Experiment
- Extraversie
F
G
- Gaia
- Gebed
- gebeurtenis
- Gebod
- Geboorte
- Gedachten
- Gedrag
- Gedragswetenschap
- Geduld
- Geest
- Geestelijke gezondheid
- Geesteswetenschappen
- Geheugen
- Gelatenheid
- Geld
- Gelijkwaardigheid
- Geloof
- Geluk
- Gelukzaligheid
- Gematigdheid
- Gemeenschap
- Gemeenschappelijkheid
- Gemoedsrust
- Genot
- Geschiedenis
- Gesprek
- Geven
- Gevoelens
- Geweld
- Geweten
- Gewoonten
- Gezondheid
- Gezond verstand
- Geëxalteerdheid
- Globalisering
- Gnostiek
- God
- Goed
- Goede leven
- Goede trouw
- Goedheid
- Grondeloosheid
- Gulheid
I
K
L
M
- Maaltijd
- Maatschappij
- Macht
- Maken
- Markt
- Marktdenken
- Marxisme
- Massa
- Massamedia
- Materialisme
- Medelijden
- Mediatie
- Meditatie
- Meerduidigheid
- Meerwaarde
- Meesterschap
- Melancholie
- Meningen
- Mens
- Mens-zijn
- Mensapen
- Mensbeeld
- Menselijkheid
- Mens en dier
- Mensenkennis
- Mensheid
- Menslievendheid
- Meta-emotie
- Metafysica
- Meten
- Methode
- Midlifecrisis
- Migranten
- Minderwaardigheidscomplex
- Mindfulness
- Minzaamheid
- Missie
- Mode
- Modernisering
- Moderniteit
- Moed
- Moedeloosheid
- Monniken
- Moraal
- moral distress
- Moraliteit
- Moreel beraad
- Motieven
- Muziek
- Mystiek
- Mythe
N
O
- Object
- Objectiveren
- Objectiviteit
- Offer
- Oidipous
- Onafhankelijkheid
- Onbeduidendheid
- Onbehagen
- Onbewuste
- Ondernemen
- Onderscheiding
- Onderwijs
- Oneindigheid
- Ongelijkheid
- Ongemak
- Onmenselijkheid
- Onrechtvaardigheid
- Onrust
- Onsterfelijkheid
- Ontevredenheid
- Onthaasting
- Onthechting
- Ontkenning
- Ontoereikendheid
- Ontologie
- Ontroering
- Ontspanning
- Ontvankelijkheid
- Onverschilligheid
- Onwetendheid
- Onzekerheid
- Oordelen
- Oorlog
- Oorzaken
- Opgewektheid
- Oprechtheid
- Optimisme
- Opvoeding
- Orde
- Organisaties
- Organismen
- Ouderdom
- Ouderen
- Overdaad
P
- Paradigma
- Paradigmawisseling
- Paradox
- Perfectie
- Perfectionisme
- Performatieve uitspraken
- Persoon
- Persoonlijkheid
- Pessimisme
- Phaedrus
- Pijn
- Placebo-effect
- Plicht
- Plichtethiek
- Pluraliteit
- Polarisatie
- Politici
- Politiek
- Politieke filosofie
- Populisme
- Positieve psychologie
- Positivisme
- Postmodernisme
- Poëzie
- Pragmatiek
- Pragmatisme
- Praktische filosofie
- Predestinatie
- Principes
- Procesfilosofie
- Procestheologie
- Profeet
- Prudentia
- Psychiaters
- Psychiatrie
- Psychoanalyse
- Psychofarmaca
- Psychologen
- Psychologie
- Psychopathologie
- Psychose
- Psychosynthese
- Psychotherapie
R
- Ras
- rationalisme
- Rationaliteit
- Rationeel-emotieve therapie
- Realisme
- Rechten van de mens
- Rechts
- Rechtschapenheid
- Rechtvaardigheid
- Reclame
- Rede
- Redelijkheid
- Redenen
- Reductie
- Reductionisme
- Reflectie
- Reflexiviteit
- Regels
- Relativisme
- Relativiteit
- Religie
- Respect
- Retorica
- Revolutie
- Rijkdom
- Ritme
- Roddel
- Roem
- Roemzucht
- Rol
- Ruimte
- Ruimtevaart
- Rust
S
- Salutogenese
- Samenleving
- Samenwerking
- Samoerai
- Scepsis
- Scepticisme
- Schaamte
- Schepping
- Scheppingsvermogen
- Schilderkunst
- Schizofrenie
- Scholing
- School
- Schoonheid
- Schrift
- Schrijven
- Schroom
- Schuld
- Schuldgevoel
- Sciëntisme
- Seksualiteit
- Serendipiteit
- Sereniteitsgebed
- Slaap
- Snelheid
- Sociaal contract
- Socialisatie
- Socialisme
- Sociologie
- Socratisch gesprek
- Sofisme
- Solidariteit
- Solipsisme
- Solutionisme
- Somberheid
- Sophia
- Speculatie
- Speelsheid
- Spelen
- Speltheorie
- Spijt
- Spiritualiteit
- Staat
- Stemming
- Sterfelijkheid
- Sterven
- Stilte
- Stoa
- Stoelgang
- Stoïcisme
- Strategie
- Stress
- Streven
- Subject
- Subjectiviteit
- Synergie
T
- Taal
- Taalspel
- Tao
- Taoïsme
- Techniekfilosofie
- Technologie
- Tederheid
- Tegenslag
- Tegenspraak
- Televisie
- Temperantia
- Terre des Hommes
- Territorium
- Tevredenheid
- Theodicee
- Theologie
- Theorie
- Therapie
- Thomas
- Tijd
- Tijdelijkheid
- Timemanagement
- Toekomst
- Toeval
- Tolerantie
- Totalitarisme
- Traagheid
- Transcendente meditatie
- Transcendentie
- Troost
- Trots
- Trump
- Twijfel
V
- Vaderschap
- Veerkracht
- Veiligheid
- Verandering
- Verantwoordelijkheid
- Verbeelding
- Verbijstering
- Verbinding
- Verdoemenis
- Verdriet
- Verdwalen
- Vergelijking
- Vergeving
- Vergevingsgezindheid
- Vergissen
- Verhalen
- Verklaring
- Verlangen
- Verleden
- Verlichting
- Verliefdheid
- Vernietiging
- Verslaving
- Verstand
- Verstrooiing
- Vertalen
- Vertrouwen
- Vertwijfeling
- Verveling
- Verwondering
- Verzinnen
- Vijand
- Visie
- Vleierij
- Vluchtelingen
- Volk
- Volkomenheid
- Voltooiing
- Volwassenheid
- Voornemen
- Voorzichtigheid
- Vragen
- Vrede
- Vrees
- Vreugde
- Vriendschap
- Vrije tijd
- Vrije wil
- Vrijheid
- Vrijheid van meningsuiting
- Vroomheid
- Vrouwenemancipatie
W
- Waanzin
- Waarde
- Waarden
- Waardigheid
- Waarheid
- Waarneming
- Wachten
- Walging
- Wandelen
- Wanhoop
- Wantrouwen
- Ware weg
- Wederkerigheid
- Welgemoedheid
- Wereld
- Werk
- Werkelijkheid
- Westen
- Wet
- Weten
- Wetenschap
- Wetenschapsfilosofie
- Wetenschapssociologie
- Wij-zijdenken
- Wijsgerige antropologie
- Wijsheid
- Wil
- Wilskracht
- Wiskunde
- Woede
- Woe wei
- Wolf
- Wonder
- Woorden
- Wraak
- Wreedheid
Z
- Zaken doen
- Zekerheid
- Zelf
- Zelfbeheersing
- Zelfbewustzijn
- Zelfgenoegzaamheid
- Zelfkennis
- Zelfmoord
- Zelfoverschatting
- Zelfvertrouwen
- Zelfzorg
- Zelfzuchtigheid
- Zen
- Zenboeddhisme
- Ziekte
- Ziel
- Zien
- Zijn
- Zin
- zingeving
- Zinloosheid
- Zintuigen
- Zitten
- Zonden
- Zorg
- Zuinigheid
- Zuiverheid
- Zwaardvechten
- Zwaarmoedigheid
- Zwaartekracht