Gedachten

Koop niet wat je kunt gebruiken, maar wat je niet kunt missen,

Cato, geciteerd door Seneca in Brieven aan Lucilius

In zijn uiteenzetting over leefregels stelt Seneca dat ‘onze geest … in zich de kiemen [draagt] van alles wat in zichzelf goed is’ en dat die door een ‘aansporing’ tot leven komen. Het doet denken aan de platoonse of socratische gedachte dat de filosoof is als een vroedvrouw die de ideeën bij iedereen naar boven kan brengen. Seneca noemt het citaat van Cato als voorbeeld van een leefregel die geen verdere bewijsvoering nodig heeft. Zo’n regel krijgt zijn gewicht doordat die door de bondige formulering ‘de dichtheid van een spreuk’ heeft gekregen. Dergelijke uitspraken raken ons gevoel rechtstreeks en danken hun uitwerking aan een ‘natuurlijke kracht’. Daar komt nog bij dat volgens Seneca bepaalde inzichten ‘op de bodem van de ziel’ liggen te wachten op een formulering die hen bruikbaar maakt. Misschien geldt dat ook voor het vervolg van het citaat van Cato: ‘Wat je niet nodig hebt, is nog te duur als het een stuiver kost.’

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Strijd kloekmoedig; een gewoonte wordt door een andere overwonnen.

Thomas a Kempis in De navolging van Christus (1471-1472)

Veel psychotherapeuten en zelfhulpgoeroes van tegenwoordig waarschuwen ons dat we moeten zorgen dat we later niet het slachtoffer worden van het treuren over gemiste kansen of slecht gedrag. We moeten proactief zijn en ons morele kompas volgen. In zijn traktaat heeft de middeleeuwse mysticus Thomas van Kempen het over ‘de rouwmoedigheid des harten’, zoals een vertaling luidt van de titel van het hoofdstuk waaruit het citaat afkomstig is.

Als je ‘vooruitgang’ wilt boeken, moet je ‘niet al te vrij’ zijn en je niet overgeven aan ‘lichtvaardige vrolijkheid’. Door onze lichtzinnigheid hebben we vaak niet in de gaten dat onze ziel lijdt. ‘Wij lachen dikwijls onbezonnen, als wij redelijkerwijze behoorden te wenen.’ Als we niet steeds proberen ons geweten zuiver te houden, moeten we dat later met veel spijt bekopen. Daarbij geeft Thomas ook een belangrijke tip. Het is alleen mogelijk om van je slechte gewoonten af te komen, door er andere voor in de plaats te stellen. Bonus is dat andere mensen je met rust zullen laten als je je slechte gewoonten opgeeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je kúnt je persoonlijkheid veranderen.

Nathan Hudson in ‘You Can Change Your Personality’, TEDxKids@SMU (2018)

Veel mensen geloven dat hun persoonlijkheid of karakter voor eens en voor altijd vastligt. Uit onderzoek van Nathan Hudson en collega’s blijkt echter ook dat meer dan negentig procent van de mensen graag iets aan zijn of haar persoonlijkheid zou veranderen! Gelukkig blijkt uit recent psychologisch onderzoek dat je je persoonlijkheid in de loop der jaren sterk kunt veranderen. Dat gebeurt sowieso al zonder dat je dat misschien merkt onder invloed van de ervaringen die je opdoet.

Maar Nathan Hudson ontdekte ook dat je zelf je karakter kunt aanpassen. De meeste mensen willen vooral graag emotioneel stabieler worden: minder angstig, minder somber, veerkrachtiger. Heel veel mensen zouden ook graag extraverter, aardiger of gedisciplineerder zijn. Het blijkt mogelijk om je zelf enigszins in die richting te veranderen. Daarbij blijkt het adagium ‘fake it until you make it’ op te gaan: doe alsof je de persoon bent die je wilt zijn.

Daartoe moet je het voor jou nieuwe gedrag welbewust, concreet en in kleine stapjes in de praktijk brengen. Als je extraverter wilt worden, nodig je bijvoorbeeld een vriend uit voor de lunch of geef je je mening in een groep.

Er is één gevaar: als je je alleen vóórneemt om te veranderen, maar het niet doet, ben je daarna nog minder tevreden over je persoonlijkheid. Dus je kunt vandaag al beginnen, maar je moet wel zorgen dat je het volhoudt.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Een fijn gesprek kan eenzaamheid tegengaan, de dag inhoud geven en mooie ontmoetingen tot stand brengen.

Marja Havermans en Aagje van der Vossen in Spreken is zilver, vragen is goud. In dialoog met ouderen (2014)

In het voorwoord bij hun fraai vormgegeven boek Spreken is zilver, vragen is goud (2014) merken praktisch filosofe Marja Havermans en stervensbegeleidster Aagje van der Vossen op dat het kenmerkend is voor een dialoog dat de gespreksdeelnemers gezamenlijk tot resultaten en inzichten komen ze die ieder voor zichzelf niet zouden bereiken. Zij presenteren een aantal vormen waarin dit kan plaatsvinden, onder andere het socratisch gesprek. Bij al deze vormen blijven de voorwaarden van de dialoog van kracht:

  1. luister goed naar elkaar;
  2. schort je eigen oordeel op;
  3. stel vooral vragen;
  4. toon belangstelling voor de ander en probeer iets van hem/haar te leren;
  5. spreek je twijfels uit als je die hebt;
  6. formuleer zo kort, zo helder en zo concreet mogelijk;
  7. wees eerlijk;
  8. neem de tijd.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Geëxalteerdheid is de ziekte van de begaafde jongere.

Peter Sloterdijk in Je moet je leven veranderen (2009, vert. 2011)

Hoewel de Duitse filosoof Peter Sloterdijk duidelijk is in zijn gebod dat je je leven moet veranderen, moet je je daarbij wel bewust zijn van de risico’s. Een daarvan bespreekt hij aan de hand van een essay van de existentialistische psychiater Ludwig Binswanger over Verstiegenheit. In het Nederlands zeggen we: geëxalteerdheid, het hebben van overdreven ideeën of voorstellingen. Deze aandoening, die dus met name begaafde jongelingen treft, kan zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste als een ‘manische wispelturigheid’ en ‘naïef’ nadenken over denkbeeldige vluchtmogelijkheden. Aan de andere kant kan de geëxalteerde zich overgeven aan een ‘schizoïde beklimmen van grote hoogten die in geen zinvolle verhouding staan tot de nauwheid van de ervaringshorizon’. Mooier dan Sloterdijk kun je dit niet zeggen, maar het gaat dus om mensen die zich, zonder dat ze al te veel hebben meegemaakt, bezighouden met ideeën over het universum of de eeuwigheid. De therapie bestaat volgens Sloterdijk uit een soort ‘reddingsoperatie in de bergen’. Terug in het dal leert de geredde dan iets meer over de ‘terreinomstandigheden’. Er moet immers ‘een relatie bestaan tussen de moeilijkheidsgraad van de berghelling en de opleidingsgraad van de hoogtebestormer’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We geven het leven vorm, omdat het kort is.

Dick Kleinlugtenbelt in Mensbeelden en levenskunst – De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven (2005)

Als je, zoals Dick Kleinlugtenbelt, een filosofisch boek wilt schrijven over de levenskunst, ontkom je niet aan de vraag waarom de mens zijn leven vorm zou geven. Dat is de vraag naar de zin van de levenskunst. Hij verwijst in dat verband naar Wilhelm Schmid, die hij ‘één van de belangrijkste levenskunstfilosofen van dit moment’ noemt. Deze ontleent het ‘finale argument’ voor de vormgeving aan de filosofie in de Griekse en Romeinse oudheid. Het is het ‘finale’, het laatste, argument omdat het betrekking heeft op het ‘einde’, en wel van ons eindige leven. Dit argument is vooral doorslaggevend in culturen, zoals de onze, waarin het individuele leven niet meer automatisch wordt vormgegeven binnen ‘de schoot van de gemeenschap’ en de opeenvolging van generaties. Dan voelt het individu ‘de volle macht van de dood’ en wordt het zinvol het leven vorm te geven.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Voor elke fluitende vogel is er een veelvoud aan vogeltjes die een miserabel kort leven leiden.

Stijn Bruers in Beter worden in goed doen – Vergroot je impact met effectief altruïsme (2018)

Sommigen zullen vinden dat de Vlaamse moraalfilosoof Stijn Bruers absurd ver gaat in het rationaliseren van onze behoefte om goed te doen. Bruers maakt deel uit van een beweging van zogenaamde effectieve altruïsten, die ernaar streven met hun geld en tijd een maximale hoeveelheid aan ‘goeds’ teweeg te brengen. Het kost bijvoorbeeld 40.000 euro om een blindengeleidehond op te leiden waar één blinde een aantal jaren plezier van heeft. Maar voor 40 euro kun je voorkomen dat een kind Afrika blind wordt door een trachoom, een ontsteking van het oogbindvlies. Een effectief altruïst hoeft er dan niet lang over na te denken waar hij zijn geld voor wil inzetten.

Een meer fundamentele vraag is waar wij als individuen, door de keuze van opleiding en werk, en als samenleving, door besteding van belastinggeld, het meeste goed kunnen doen. In dat verband wijst Bruers op het ‘sterk verwaarloosde probleem’ van het enorme leed van veel dieren in het wild, door honger, ziektes, ongevallen, parasieten, roofdieren en gevechten. We mogen dit volgens hem beslist niet onderschatten want het gaat in totaal om triljarden dieren en intense ervaringen van pijn, angst en stress. En hij vindt dat we moeten ingrijpen om dit leed te verlichten, eventueel door te zorgen dat bepaalde soorten (zoals roofdieren) niet meer geboren worden … Wie daar tegen is, is ten prooi gevallen aan de morele illusie dat wilde dieren onze hulp niet waard zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alle mensen die … hun leven of zichzelf gelukkig noemden, gaven – zonder uitzondering – aan dat ze actief dankbaarheid beoefenen, en schreven het daaraan toe dat ze gelukkig waren

Brené Brown, geciteerd in Ernst-Jan Pfauth in Dankboek (2017, p. 13)

De uitgever van De Correspondent, Ernst-Jan Pfauth, raakte op zeker moment bijna geobsedeerd door het beter en efficiënter leren werken. Maar uiteindelijk werd hij daardoor een ‘productiviteitsmachine’. Uit alle literatuur van gedragswetenschappers, neurologen, psychologen en ervaringsdeskundigen leerde hij dat streven naar succes en rijkdom uiteindelijk niet gelukkig maakt, maar ‘dagelijkse voldoening’ wel. Uit alle zelfhulpboeken die hij las haalde hij vier toepasbare strategieën voor het vinden daarvan:

  1. Je werk, hobby’s en projecten zien als oefenen – dus niet alleen denken aan het resultaat, maar overal van leren.
  2. Ruimte maken voor flow en rust in je leven.
  3. Je leren richten op anderen.
  4. Actief oefenen in dankbaar zijn.

Bij deze laatste strategie citeert hij Brené Brown. Deze ontdekking was voor hem aanleiding om een Dankboek te schrijven, dat maar 53 bladzijden ‘theorie’ bevat en 180 bladzijden om je eigen oefeningen in dankbaarheid te noteren.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

We moeten leren datgene te willen dat er gewoon al is en gebeurt.

parafrase van Epictetus in Marja Havermans, Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)

De antieke stoïcijnse levenskunst kent momenteel een grote populariteit, en er verschijnen vele boeken waarin het denken van met name de jonge Stoa, zoals dat van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus, uit de doeken wordt gedaan. Heel pregnant gebeurt dat in het openhartige en ontroerende boek van Marja Havermans over de negen maanden waarin zij en haar man moesten leven met de wetenschap dat hij terminaal ziek was. Zij doet verslag van het dagelijks leven met dit doodsvonnis én van de manier waarop zij allebei, met behulp van de stoïcijnse filosofie, probeerden om te gaan met dit onontkoombare feit. Maar als Epictetus stelt dat je je lijden kunt opheffen door gewoon iets anders te willen, is dat haar ‘een brug te ver’. Zij zou dan immers moeten ‘willen’ dat haar man Paul overlijdt. Dat ‘onwilbare’ te willen is haar niet gelukt. Wat haar betreft is het ‘hoogst bereikbare de dood te aanvaarden als iets waarop je geen invloed hebt’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Richt je leven zo in, dat je er volmondig ja tegen kunt zeggen

Wilhelm Schmid in Filosofie van de levenskunst – Inleiding in het mooie leven (2000, 2001)

Volgens Schmid is dit de ‘existentiële imperatief’, het gebod van de levenskunst. Daarmee zet je elke stap in je leven in het perspectief van je totale bestaan. ‘Existentieel’ betekent in dit verband ook dat je dit gebod alleen zelf en voor jezelf van kracht kunt laten zijn.

De oorspronkelijke uitspraak luidt: ‘Gestalte dein Leben so, das es bejahenswert ist.’ In de Nederlandse vertaling gaan wel wat bijkomende betekenissen verloren (hoewel dat vrijwel onvermijdelijk is). Gestalten kun je ook vertalen als ‘vormgeven’, en dat woord sluit wat beter aan bij het woord levens-kunst. Volgens het woordenboek betekent bejahen (behalve ‘bevestigend antwoorden’) ‘positief staan tegenover’ of ‘aanvaarden’. De Nederlandse uitdrukking ‘volmondig ja … zeggen’ gaat een stapje verder dan de bron. Wat Schmid bedoelt, is dat je je leven zo moet vormgeven dat het de moeite waard is om er positief tegenover te staan.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Blijven we dromen van ontsnapping of komen we in beweging om een territorium te vinden dat wij en onze kinderen kunnen bewonen?

Bruno Latour in Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2017, vert. 2018)

In Oog in oog met Gaia heeft Bruno Latour onderzocht hoe we onszelf en onze wereld op een nieuwe manier moeten begrijpen om om te gaan met het klimaatprobleem. Daarna is het, ook voor een filosoof tegenwoordig, nodig om te zeggen waar je zelf staat. In het essay Waar kunnen we landen? grijpt Latour de verkiezing van Donald Trump aan om een verband te leggen tussen drie verschijnselen, in de hoop dat dat een ‘immense politieke energie’ genereert. In de eerste plaats is de geschiedenis na de val van de Muur niet geëindigd (zoals Fukuyama meende), maar is een andere geschiedenis op gang gekomen, die van de ‘deregulering’, de eigenlijke angel in de neutralere term ‘globalisering’. In deze zelfde periode neemt de ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen overal ter wereld toe én begint de systematische poging om de klimaatverandering te ontkennen. Latour beschouwt dit als symptomen van een en dezelfde historische situatie: ‘het is alsof een groot deel van de leidende klassen (…) tot de conclusie is gekomen dat er op aarde niet genoeg plaats meer is voor henzelf én voor alle andere mensen’. Zo staat Donald Trump volgens Latour met zijn ‘America first’ symbool voor het verdwijnen van de idee van een ‘gemeenschappelijke wereld’. Latour zelf pleit nu niet voor één superstaat om vrede en gerechtigheid te brengen, maar om keuzes van individuele mensen voor een wereld waarin ze willen leven. Hij eindigt het essay met een vurig pleidooi voor het leven in Europa.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een goed aforisme is te hard voor de tand des tijds en wordt in geen millennia verteerd, al dient het elke tijd tot voeding.

Friedrich Nietzsche in Menselijk, al te menselijk (1878, 1980)

Volgens Irvin D. Yalom is Friedrich Nietzsche de ‘grootste aforist aller tijden’. Hij schreef ook een (fictief) boek waarin Nietzsche een van de hoofdpersonages is: Nietzsches tranen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat hij ook Nietzsche citeert als het gaat om een kernachtige omschrijving van wat een aforisme is (zie het citaat). Daar voegt Nietzsche nog aan toe dat het aldus de grote paradox van de literatuur is: ‘het onvergankelijke te midden van het veranderende, het voedsel dat geen aanzien zal kwijtraken, zoals zout, en nooit zijn smaak verliest.’

Volgens Yalom kunnen we daarom onze angsten, en met name die voor de dood, onder meer te lijf gaan met pakkende gedachten van een groot denker. Deels komt dat doordat we troost vinden in de ontdekking dat grote geesten hebben geworsteld met dezelfde zorgen als wij, deels omdat ze laten zien dat wanhoop in kunst kan worden omgezet.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Objectiviteit is noch een toestand van de wereld noch een geestestoestand, maar het resultaat van een goed in stand gehouden openbaar leven.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

Wetenschapsantropoloog Bruno Latour onderzoekt westerse wetenschappers zoals cultureel antropologen ooit ‘primitieve stammen’ bestudeerden. In Laboratory life liet hij zien hoe een wetenschappelijk onderzoeksinstituut ‘feiten’ produceert. Sindsdien moest hij zich altijd verdedigen tegen de beschuldiging dat hij een relativist was, iemand die niet ‘geloofde’ in de feiten. De epistemologie vond immers dat de moderne empirische wetenschap de enige manier was om ware uitspraken te doen over de werkelijkheid. En daarmee leek zij de wetenschap te beschermen tegen bijvoorbeeld politieke beïnvloeding. Maar inmiddels slaan klimaatontkenners en andere obscurantisten de wetenschap om de oren met die ‘mythe van de wetenschap’. Duizenden wetenschappers komen op basis van talloze metingen op onnoemelijk veel plekken en gedurende lange tijd tot een model waarvan zij gezamenlijk vaststellen dat dat met 98% zekerheid de menselijke invloed op de klimaatverandering aantoont. Maar een klimaatontkenner hoeft dan alleen maar te zeggen: ‘Dan is het dus niet objectief waar!’ Volgens Latour is objectiviteit echter iets anders: al die leden van het klimaatpanel hebben rekening gehouden met alle mogelijke tegenwerpingen (of objecties), en dat is ‘de enige bekende manier om een propositie in een feit te veranderen’. Daarom moeten wij de wetenschap als institutie beschermen als onderdeel van een ‘goed in stand gehouden openbaar leven’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zolang er het stille midden is dat weerstand biedt aan wij-zijdenken is er ook ergens in de samenleving rust en vrede.

Bart Brandsma in Vrij Nederland (8 januari 2019)

Filosoof Bart Brandsma adviseert onder meer burgemeesters, officieren van justitie, politiemensen en radicaliseringsexperts in binnen- en buitenland over hoe je het best kunt omgaan met polarisatie in het maatschappelijk debat. Overigens is hij niet tégen polarisatie: je hebt activisten nodig om de samenleving verder te brengen. Maar tegenwoordig lijkt er sprake van ‘polarisatiedruk’: wie niet voor ons is, is tegen ons. En doordat de media vooral belang hebben bij reuring, zorgen zij 24/7 voor brandstof voor polarisatie. Met name de mensen in wat Brandsma ‘het stillen midden’ noemt, hebben hier last van. Een deel van die mensen wil helemaal niet kiezen, maar is betrokken en genuanceerd, en voelt zich doodongelukkig bij de situatie. Een ander deel is onverschillig, wat volgens Brandsma ook niet alleen maar slecht is. ‘Veel mensen hebben andere dingen aan hun hoofd dan de vraag of ze privileges hebben omdat ze wit zijn of dat er vluchtelingen naar Nederland komen.’ Wat hij de ‘pushers’, de aanjagers, van het debat noemt en hun supporters, de ‘joiners’, nemen dat het stille midden kwalijk. Voor bestuurders is het juist belangrijk om in het midden te gaan staan en het stille midden te versterken. Dat doe je door niet mee te gaan in het praten in termen van identiteiten (bijv. racisten versus gutmenschen), maar de vraag aan de orde te stellen die aan de polen ten grondslag ligt, bijvoorbeeld: in welk land willen wij leven?

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ook een mens is, in zijn eentje, in zekere zin ‘een groep mensen verbonden door een idee’.

Jos Kessels in De jacht op een idee. Visie, strategie, filosofie (2009)

Om mensen ertoe te brengen samen iets te ondernemen moet je volgens organisatiefilosoof Jos Kessels (1948) een idee formuleren, een visie, doel of ambitie. Een idee maakt een organisatie levend en geeft haar energie. Daartoe moet een idee wel zowel helder zijn, om kracht te hebben, als rechtmatig of legitiem, want anders heeft het geen gezag.

Maar ook individuele mensen hebben ideeën nodig. Volgens Kessels ben je een verzameling persoonlijkheden bijeengehouden en geïntegreerd door ‘de idee van een ik, een vermoeden van wie je eigenlijk, in wezen bent’. Als dat besef van een identiteit op grond van een idee ontbreekt, ben je geen mens uit één stuk meer, maar een gefragmenteerd geheel. En dan wordt het erg lastig om tot een handeling te komen, want je mist dan ‘samenhang, betekenis en richting’. Net als een organisatie moet je dan misschien maar eens ‘de hei op’ voor een visieontwikkelingstraject, zodat je weer met je zelf verbonden raakt en de zin en het doel van je leven helder krijgt.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Bezonnenheid vormt het grootste deel van het geluk

Sophokles geciteerd in Arthur Schopenhauer in De kunst om gelukkig te zijn (2011, p. 25)

Als de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788–1860) zich verspreid in zijn geschriften waagt aan het formuleren van een ‘geluksleer’ dan valt die in twee delen uiteen: regels voor onze houding tegenover onszelf en voor onze houding tegenover anderen. Daaraan voorafgaand moet je volgens hem nog wel nader formuleren waar het geluk, waar die leer toe dient, precies in bestaat:

  1. opgewektheid, een gelukkig temperament;
  2. lichamelijke gezondheid, die haast een noodzakelijke voorwaarde is voor 1., en die bevorderd wordt door ‘dagelijks minstens twee uur kwieke beweging in de frisse lucht’;
  3. geestelijke kalmte (en in dat verband citeert hij Sophokles over de ‘bezonnenheid’);
  4. (een zeer kleine hoeveelheid) uitwendige goederen, namelijk alleen de volgens Epicurus natuurlijke en noodzakelijke (bijvoorbeeld een minimale hoeveelheid eten en drinken).

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

De droom is de drager van de diepste menselijke betekenissen … doordat hij de oorspronkelijke vrijheid van de mens aan het licht brengt.

Michel Foucault in de inleiding bij Ludwig Binswanger, Traum und Existenz (1954)

Ludwig Binswanger was de bekendste vertegenwoordiger van een wijdvertakte Zwitserse psychiaterfamilie. In zijn werk verbond hij de toen dominante psychoanalyse met de existentiefilosofie. Daarbij was hij sterk beïnvloed door Martin Heidegger die de menselijke levensvorm duidde als Dasein of ‘erzijn’. Binswanger noemde zijn vorm van psychotherapie daarom Daseinsanalyse. In het voorwoord van Binswangers boek over de droom, neemt de dan nog onbekende filosoof Michel Foucault ook duidelijk afstand van de psychoanalyse. Volgens deze benadering kwamen in dromen op verhulde wijze onze diepste (erotische) wensen naar buiten, die veel van ons gedrag bepalen. Maar volgens Foucault brengt de droom niet onze gebondenheid aan de driften ‘en de verborgen mechanismen en onmenselijke raderwerken’ aan het licht, maar juist onze oorspronkelijke vrijheid. In de droom is immers onze geest niet gebonden aan de beperkingen van de werkelijkheid: we kunnen er iedereen ontmoeten, levenden en doden, en doen wat kan én niet kan. Wat je uiteindelijk droomt, zegt natuurlijk wel van alles over wat jij van je bestaan maakt …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niet enkel voortplanten zul jij je, maar ook omhoog! En moge jou daarbij helpen de lusthof van het huwelijk.

Friedrich Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra (1883-1885)

In het lied Van kind en huwelijk in deel 1 van Aldus sprak Zarathoestra: een boek voor allen en voor niemand waagt de profeet zich aan ‘de rol van levensadviseur voor hogere mensen’ (Sloterdijk). Volgens hem wens je als je jong bent voor jezelf kind en huwelijk, maar hij vindt dat je je dan af moet vragen: ‘Ben jij een mens die zich een kind mag wensen? Ben jij de zegevierende, de zelfbedwinger, de gebieder der zinnen, de meester over je deugden.’ Blijkbaar is volgens Zarathoestra alleen de hogere mens (vaak onvertaald gelaten als Übermensch) gerechtigd om kinderen te krijgen. Als je nog jong bent, word je dus geacht je eerst ‘omhoog te planten’ voor je je ‘voort gaat planten’. Daarbij kan het ‘lusthof van het huwelijk’ je helpen om uiteindelijk jezelf tot een scheppende te scheppen, waarna je een nieuw schepsel op de wereld mag zetten. ‘Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen, dat meer is dan wie het schiepen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Beschouw elke dag als een leven op zichzelf.

Seneca in Epistulae, ep. 101, par. 10

Volgens Seneca heeft het geen enkele zin om plannen te maken, want ‘elke dag en elk uur openbaart ons dat we niets voorstellen’. Hij geeft het voorbeeld van Cornelius Senecio, een voornaam en kundig Romeins edelman. Hij was rijk aan het worden, maar leefde eenvoudig en lette op zijn gezondheid. Op zekere dag had hij urenlang, tot laat in de avond, aan het bed gezeten van een vriend die ernstig ziek was. Na wat gegeten te hebben kreeg hij echter een zware aanval van angina, die hem noodlottig werd. Dus nadat hij ‘alle plichten van een deugdzaam en gezond mens had volbracht’, zegt Seneca, ‘stierf hij’. Dat betekent, schrijft hij aan Lucilius, dat het dwaas is om van alles van tevoren te plannen, want ‘we zijn niet eens de eigenaar van de dag van morgen’. Daarom moeten we volgens hem elke dag als een leven op zichzelf zien. Als je je aldus voorbereidt op wat komen gaat en zorgt dat je dagelijks leven telkens een afgerond geheel is, vind je gemoedsrust.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Empathie haalt de horizon erg dichtbij, verzet zich tegen abstractie en is volstrekt niet gericht op kwantitatieve aspecten’

Paul Bloom in ‘The baby in the well: the case against empathy’, in The New Yorker, 20 mei 2013 (geciteerd in Kampers & Ruiter, Filosoferen aan de keukentafel, 2015)

Uit onderzoek blijkt dat ook veel diersoorten in staat zijn tot empathie, maar het wordt vaak gezien als een typisch menselijk vermogen dat een belangrijke rol speelt bij ons geweten of moreel bewustzijn. Men denkt dat dit vermogen samenhangt met zogenaamde spiegelneuronen: hersencellen die ‘vuren’ als we een ander mens een handeling zien uitvoeren of iets zien overkomen. Het blijkt ook dat empathie alleen optreedt wanneer we ook een concreet beeld van een ander hebben. Psychologen vroegen aan de ene groep mensen hoeveel ze wilden bijdragen aan een medicijn dat het leven van één kind zou redden en een andere groep hoeveel om acht kinderen te redden. Dat was ongeveer evenveel. Als je mensen in de eerste groep echter een naam en leeftijd van het kind gaf, werd er voor dat ene kind veel meer geld gegeven dan voor acht anonieme. Paul Bloom vindt dat empathie daarom een paar minder gelukkige eigenschappen heeft. Om tot een rechtvaardig oordeel te komen over een dergelijke situatie moet je je horizon verbreden, abstraheren van een concreet geval en rekening houden met kwantitatieve aspecten.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Het is met de rijkdom net als met zeewater: hoe meer je ervan drinkt, hoe dorstiger je ervan wordt.

Arthur Schopenhauer in Bespiegelingen over levenswijsheid (1851)

Volgens Arthur Schopenhauer (1788-1860) is het buitengewoon lastig om te bepalen wat redelijk is om te wensen op het gebied van bezittingen. Volgens hem berust onze tevredenheid in dit verband namelijk niet op een absolute, maar op een relatieve standaard: de ‘verhouding tussen iemands eisen en zijn feitelijke bezit’. Als je je zinnen niet zet op het verkrijgen van bepaalde goederen, dan zul je ze ook niet missen als je ze niet hebt. Maar zelfs wie honderd keer zo veel bezit, kan heel ongelukkig worden omdat hij net dat ene wat hij zo graag wilde niet kan krijgen. Daarom lijken rijken op mensen die zeewater drinken: ze worden alleen maar dorstiger, juist omdat er zoveel wel binnen hun bereik lijkt te liggen. Overigens geldt volgens Schopenhauer hetzelfde voor roem. Wie gewend is dat alle deuren voor hem opengaan omdat hij een beroemde ster is, zal des te ongelukkiger zijn vanwege dat ene luikje wat gesloten blijft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Stel dat we elkaar over een jaar weer ontmoeten …

Irvin D. Yalom in Yalom’s Cure

In de documentaire Yalom’s Cure vertelt de existentieel psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom dat hij in zijn therapieën soms de volgende oefening gebruikt: ‘Zet een lijn op papier. Het ene uiteinde is je geboorte en het andere je dood. Waar ben je nu?’
Voor sommige mensen is dat schokkend, maar het helpt ons om te beseffen dat er een programma, tijdrooster (schedule) is. En wat voelen we als we terugkijken op ons leven? De meeste mensen hebben wel ergens spijt van. Maar sommige mensen zitten vol spijt over de dingen die ze in hun leven hebben gedaan, of juist hebben nagelaten! Dat geeft Yalom een therapeutische insteek/hefboom en hij vraagt: ‘Stel dat we elkaar over een jaar weer ontmoeten, wat zou je dan gedaan kunnen hebben om dan geen berouw te hebben over dit jaar.’

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Je kunt het leven niet op het spel zetten als een dobbelsteen die je weer opgooit.

Antiphon

Antiphon geldt wel als de eerste psychotherapeut, omdat van hem wordt gezegd dat hij een schild op zijn huis liet aanbrengen waarop hij claimde dat hij ‘gekwelden’ met woorden kon genezen. Er is niet bekend hoe hij dat precies deed, maar uit de enkele fragmenten van zijn geschriften die bewaard zijn gebleven, blijkt wel zijn wijsheid en psychologisch inzicht. Zo stelt hij vast dat er mensen zijn ‘die niet hun eigen leven leiden’, maar bij wie het is alsof zij zich met veel geestdrift voorbereiden op een ander leven, waarvan niet duidelijk is welk leven dan wel. Terwijl ze dat doen, zegt Antiphon, gaat de tijd verder en is hun huidige leven voorbij. Misschien moeten we de voorstanders van ‘een leven lang leren’ af en toe vragen: waarvoor eigenlijk?

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Het geluk schijnt in vrije tijd te bestaan.

Aristoteles in Ethica Nicomacheia (x, 7)

In zijn Bespiegelingen over levenswijsheid (1851) citeert Arthur Schopenhauer (1788–1860) vaak de grote denkers om zijn ideeën te onderbouwen. Tegenover het schijngeluk van de bezitter van materiële rijkdom plaatst hij degene die ‘innerlijk rijk’ is. Die laatste heeft ‘van buitenaf niets nodig dan een negatief geschenk, namelijk vrije tijd om zijn geestelijke bekwaamheden te vormen en te ontwikkelen, en van zijn rijkdom te kunnen genieten’. Wie ertoe voorbestemd is om het stempel van zijn geest op de mensheid te drukken, zoals Schopenhauer dacht dat voor hem gold, kent eigenlijk maar één geluk: zijn talenten volledig te kunnen ontplooien. Hij kent ook maar één ongeluk: daarin gehinderd te worden. Daarmee is voor de grote geesten vrije tijd evenveel waard als zijzelf waard zijn. Zo prees Socrates de vrije tijd als ‘de mooiste van alle bezittingen’ en zegt Aristoteles ook elders (Politica): ‘Zijn talenten, welke dat ook mogen zijn, ongehinderd te kunnen ontplooien, dat is het eigenlijke geluk.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De geneeskunde geneest ziekten van het lichaam, wijsheid bevrijdt de ziel van de hartstochten.

Democritus

Zowel de stoïcijnse filosoof Seneca als een criticaster van het stoïcisme als Plutarchus verwijzen in hun werk naar een tekst van de presocratische filosoof Democritus die zou gaan over euthumia, oftewel ‘het goede humeur van de ziel’. Dit vreugdevolle leven zocht Democritus in een evenwichtige toestand van de ziel. Alleen een kind kent ‘buitensporige verlangens’, maar een volwassene past zijn handelingen aan aan zijn mogelijkheden. De beheersing die daarvoor nodig is, ontleen je aan zelfkennis (je beperkingen kennen). En dat levert ook wat op, want ‘door weinig te verlangen, maakt een arm mens zichzelf rijk’.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Erkent ge ook een absolute idee op zichzelf van, laten we zeggen, het Rechtvaardige, het Schone, het Goede en al zulke dingen meer?

Parmenides tegen Socrates in de dialoog van Plato Parmenides

Een van de bekendste ideeën van Plato is zijn zogenaamde Ideeënleer. Die naam is overigens misleidend, want het gaat niet om iets wat in ons hoofd zit. Het gaat om het begrip idea, dat ‘gestalte’ of ‘aanblik’ betekent. De algemene gedachte is dat de kenmerken van de dingen die wij waarnemen als het ware zwakke afspiegelingen zijn van eeuwig bestaande Ideeën, of liever: Vormen. Zo is een paard dat je in de wei ziet staan een onvolmaakte manifestatie van het Paard of de Paardheid.

In de dialoog waarin onder meer Parmenides met Socrates in gesprek is over deze Ideeënleer brengt hij Socrates toch even in verlegenheid door te vragen of er naast het Goede en het Schone ook absolute ideeën zijn van ‘haar, slijk, vuil of iets anders zonder enige waarde of belang’. Maar uiteindelijk heeft Socrates tot de conclusie moeten komen, dat die dingen alleen maar dat zijn wat we zien. ‘Menen dat ook daarvan een Idee bestaat, zou, vrees ik, al te buitenissig zijn.’ Toch heeft Socrates weinig andere argumenten om dit onderscheid te maken dan dat hij bang is ‘in een afgrond van haarkloverijen’ terecht te komen en daarin de dood te vinden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het besef dat al onze ervaringen gedoemd zijn verloren te raken is de aangewezen manier om het leven naar waarde te schatten, mededogen met anderen te voelen en diepe liefde te koesteren.

Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)

Mede door zijn studie van de filosofie komt de psychiater en existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom tot de conclusie dat ieder mens zijn houding moet bepalen ten opzichte van vier fundamentele ‘levenszorgen’: sterfelijkheid, vrijheid/verantwoordelijkheid, isolement en zinloosheid. Zelf heeft Yalom het meest last van doodsangst. Op latere leeftijd verzamelt hij in Tegen de zon inkijken (2008) alle manieren die hij in de loop der jaren heeft gebruikt om die te bezweren.

Uiteindelijk meent hij dat het besef dat we sterfelijk zijn weliswaar zeer beangstigend kan zijn, maar dat we dat besef juist niet moeten onderdrukken. Door dat besef kunnen we ‘die duisternis met onze levensvonk laten versmelten, en het zal ons leven zo lang we dat nog hebben alleen maar krachtiger maken’. Onder meer in de steungroepen van terminale patiënten, die hij jarenlang begeleidde, heeft hij ervaren dat mensen nog laat in hun leven aanzienlijke positieve veranderen kunnen doormaken. ‘Het is nooit te laat. Je bent nooit te oud.’

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Therapieën reflecteren, en worden gevormd door, de pathologie die zij moeten behandelen.

Irvin D. Yalom in Existential Psychotherapy (1980)

Als je de geschiedenis van de psychotherapie bekijkt, zie je dat de manier waarop therapeuten hun patiënten helpen radicaal is veranderd. De laatste jaren spreken veel therapeuten zelfs liever over ‘cliënten’, om te laten zien dat ze het ‘medische model’ hebben verlaten. Een andere grote verandering deed zich al voor in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De nadruk kwam steeds meer te liggen op eigen verantwoordelijkheid, en dat is geen toeval, volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931). De moderne psychotherapie ontstond in het Wenen van het eind van de 19de eeuw, in de victoriaanse cultuur van seksuele verdringing, een strikte maatschappelijke orde, aparte werelden voor vrouwen en mannen en een nadruk op zedelijke wilskracht. Freud zag dat die onderdrukking van natuurlijke neigingen schadelijk voor de ziel was. Maar in onze hedendaagse samenleving is dát niet meer het probleem. De mens van nu moet leren omgaan met de enorme vrijheid, keuzestress en zingeving als alle mogelijkheden voor je open liggen. Dat leidt tot hele andere gesprekken in de spreekkamer.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Moral distress treedt op wanneer men weet wat juist is om te doen, maar institutionele beperkingen het haast onmogelijk maken om de juiste wijze van handelen na te streven

Andrew Jameton (1984). Nursing practice: the ethical issues. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall (p. 6)

Er is niet echt een goede vertaling beschikbaar van de term ‘moral distress’ en daarom wordt die vaak onvertaald gelaten. In feite gaat het om ‘lijdensdruk’ van morele aard. Het is iets waar vooral mensen in de zorg last van kunnen hebben en wat hen ook ‘echt’ ziek kan maken. Het treedt bijvoorbeeld op wanneer je weet dat je betere zorg zou moeten geven of meer tijd aan iemand zou moeten besteden, maar daar door het beleid van de organisatie of de overheid geen mogelijkheden toe ziet. In hun Handleiding moreel beraad: praktische gids voor zorgprofessionals (2012, p. 14) suggereren Menno de Bree en Eite Veening dat een moreel beraad dit morele leed wellicht kan verminderen. Door op systematische wijze met elkaar in gesprek te gaan over morele praktijkkwesties en die te analyseren, te doordenken en te bespreken kun je proberen tot een voor de praktijk werkbare oplossing te komen.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

Het probleem van de democratie ligt bij de kiezers.

Jason Brennan in Against democracy (2017)

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 vroeg de Volkskrant een groot aantal wetenschappers uit verschillende vakgebieden hoe zij de democratie zouden verbeteren. Politiek filosoof Jason Brennan pleitte voor een zwaardere stem voor geïnformeerde kiezers. Het probleem van de democratie ligt volgens hem namelijk bij de kiezers, want die zijn zeer slecht op de hoogte van zaken van beleid en bestuur.

In onze democratie ontbreekt er een prikkel om je beter te informeren, omdat je individuele stem toch nauwelijks verschil maakt. Volgens Brennan is het nog erger: ‘democratie moedigt ons aan om in bizarre collectieve fantasieën te geloven’, zoals dat we ‘probleemloos in staat zijn om een ontwikkelingsland binnen te vallen om er een democratie op te zetten’.

Hoewel Brennan het een morele plicht van het electoraat vindt om zich te laten informeren, kun je er ook consequenties aan verbinden. We zouden een soort basisexamentje moeten afleggen met vragen als: wie is de premier, wat is het werkloosheidspercentage en welk bedrag wordt besteed aan zorg. Wie het antwoord weet op die vragen zou dan meer stemrecht hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denkers

Thema's