Gedachten

Het diepste geluk ligt misschien uiteindelijk wel in de illusie dat je niet naar geluk streeft.

Hjalmar Söderberg in Dokter Glas (1905)

In Zweden wordt Hjalmar Emil Frederik Söderberg (1869-1941) beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers van rond 1900. Een van zijn in het Nederlands vertaalde boeken, Dokter Glas, is volgens Maarten ’t Hart ‘een van de volmaaktste romans over moord en liefde’. In dit als dagboek vormgegeven verhaal vertelt een arts over zijn aarzelingen om een patiënte, op wie hij in stilte verliefd is, te helpen door haar van haar lompe echtgenoot te verlossen.

Op een zomeravond zit hij met twee kennissen te filosoferen over het leven. Plotseling vraagt een van hen aan dokter Glas: ‘Zeg vertel eens, streef jij naar geluk?’ Glas vermoedt van wel, want hij kent geen andere definitie van geluk dan dat dat ‘de samenvatting is van wat ieder voor zich nastrevenswaardig vindt’. Dat herinnert zijn vriend eraan dat ‘alle filosofie uitsluitend leeft van dubbelzinnigheden van de taal’. Want er zijn natuurlijk mensen die zeggen dat ze in hun leven niet naar geluk streven, maar naar ‘verlossing’ of ‘de vruchten van hun arbeid’. Daarmee bedriegen zij zichzelf met woorden, vindt hij, maar misschien is dat wel nodig om gelukkig te zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het leven is te kort om slechte koffie te drinken.

Wilhelm Schmid in Gelatenheid – Wat we winnen wanneer we ouder worden (2014, 2015)

Wie ouder wordt, kan zich hopeloos ergeren aan de eigen vergeetachtigheid of de onmisbaarheid van een leesbril. Die ergernis kan vervolgens omslaan in wanhopige vragen als: hoeveel jaren heb ik nog? De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid (geb. 1953) stelt daar de gelatenheid tegenover, een houding die het ouder worden draaglijker moet maken. In een klein boekje over dit thema doet hij een poging om de ‘tien stappen naar de gelatenheid’ te destilleren uit zijn eigen waarnemingen, ervaringen en overwegingen.

De vierde stap is ‘het beleven van genoegens en geluk’, en daar is het citaat uit afkomstig. Op gevorderde leeftijd kunnen met name de ‘bescheiden genoegens’ compensatie zijn voor eventuele ongemakken die met deze levensfase gepaard gaan, zoals ‘van een espresso nippen die lichaam en ziel verwarmt en de geest vleugels geeft’. Misschien moet je er niet te veel van drinken, maar gelatenheid wil zeggen dat je ‘zo’n genieting door je heen laat stromen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De existentiële situatie waarin iemand verdoemenis vreest, verschilt volkomen van de situatie waarin iemand boven alles bang is voor zinloosheid.

Charles Taylor in Bronnen van het zelf (1989, 2007)

Lang geleden stond de zin van het individuele leven niet ter discussie. De mens was door God geschapen. Iemand als Luther leed onder veel angst voordat hij inzag dat er verlossing door het geloof mogelijk was, maar de zin van zijn eigen leven was ‘onbetwistbaar’. Charles Taylor zet dat tegenover het grote moderne probleem van de betekenis van het bestaan. Volgens hem zie je dat verschil ook terug in de psychopathologieën van die verschillende tijdperken. In de begintijd van de psychoanalyse leden velen aan hysterie en fobieën, maar nu draaien de belangrijkste klachten om ‘egoverlies’, een gevoel van leegte, verlies van het gevoel van eigenwaarde en een gebrek aan doelgerichtheid.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het bouwwerk van je trots moet worden ontmanteld. En dat is vreselijk zwaar werk.

Ludwig Wittgenstein, geciteerd in Ray Monk – Ludwig Wittgenstein: Portret van een gekwelde geest (2012)

Wittgenstein meende dat een eerlijke en fatsoenlijke filosofie begint met een biecht. Volgens hem is het schrijven van een goed filosofisch traktaat, en goed nadenken in het algemeen, niet zozeer een kwestie van het intellect, maar meer van de wil: het voornemen om je niet te laten verleiden tot overhaast en verkeerd begrip en om weerstand te bieden aan oppervlakkigheid. Ook intelligente mensen kunnen zich van dat voornemen laten afbrengen door hun trots. Die moet dus worden ontmanteld, en dat doe je door zelfonderzoek. Daardoor word je niet alleen een fatsoenlijk mens, maar word je ook een goede filosoof (als je dat wilt). ‘Als iemand niet bereid is om in zichzelf af te dalen, omdat dit pijnlijk is, dan zal hij in zijn geschriften oppervlakkig blijven.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Laat mij ’m op zijn bek slaan, de eerstvolgende die zegt: alles gebeurt met een reden.

Emily McDowell, ‘empathy card’ (https://emilymcdowell.com/collections/empathy-cards)

Hoewel haar omgeving denkt dat ze de ‘achterlijke religie’ achter zich hebben gelaten, ontdekt Emily McDowell dat dat helemaal niet zo is. Als zij 24 jaar is, krijgt ze kanker en ligt maanden in het ziekenhuis, waarin ze talloze ‘goedbedoelde’ kaarten kreeg van familie en vrienden. De meeste vond ze volstrekt misplaatst. Ze beseft dat mensen geen idee hebben wat ze moeten zeggen tegen iemand die pijn heeft en misschien wel gaat sterven. Behalve ‘alles gebeurt met een reden’ kreeg ze ook kaarten met ‘je bent nu in Gods handen’, of dat citaat van Nietzsche: ‘Alles wat mij niet doodt, maakt mij sterker.’

Na haar genezing besloot ze andere kaarten te gaan maken om aan ernstig zieke of terminale mensen te sturen. Ze noemt ze ‘empathiekaarten’, met teksten als: ‘Als dit Gods plan is, dan is God een beroerde planner.’ En: ‘Laten we samen een medicijn zoeken tegen de zin: Alles wat mij niet doodt, maakt mij sterker.’ Misschien nog wel de meest empathische van allemaal is: ‘Hier is geen goede kaart voor. Het spijt me heel erg.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We leven in een tijd die zichzelf ziet als overtuigingsloos.

Gerko Tempelman in Ongeneeslijk religieus (2018)

De ondertitel van het boek van filosoof en theoloog Gerko Tempelman is lastig weer te geven, omdat hij hierin een grapje uithaalt wat postmodernisten wel vaker doen: de doorhaling. In het lettertype van de rest van de omslag staat er: ‘Hoe God verdween uit onze wereld en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is.’ Vervolgens is ‘onze wereld’ als het ware met potlood doorgestreept en staat daarboven: ‘mijn leven.’ En beide lezingen dekken de lading. Het is een zeer persoonlijk verslag van zijn gelovige jeugd, zijn twijfels, maar ook zijn lezing van postmoderne denkers als Derrida en Caputo, die hij aardig toegankelijk weet te maken.

Het citaat is afkomstig uit een bespreking van de ideeën van Slavoj Žižek. Deze meent dat mensen tegenwoordig niet verlichter zijn dan vroeger, maar juist meer dan ooit blind zijn voor hun eigen overtuigingen, juist omdat ze menen ‘overtuigingsloos’ te zijn. Veel mensen zeggen nergens in te geloven, maar uit hun handelen blijkt onvermijdelijk het tegendeel. Daar blijkt dat we nog altijd door en door ideologisch zijn, onder meer in ons geloof in de vrije markt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat geldt voor een toneelstuk, geldt ook voor het leven: het gaat er niet om hoe lang het duurt, maar hoe goed de opvoering is.

Seneca in De goede dood, geciteerd in Marja Havermans in Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)

In 2016 krijgen filosofe Marja Havermans en haar man Paul te horen dat hij nog maar een paar maanden te leven heeft. Over wat dat voor hen beiden betekent, schrijft zij na zijn dood het aangrijpende boek Sterven als een stoïcijn. Behalve een liefdevol verslag van de laatste maanden van haar echtgenoot laat het ook zien hoe zij beiden (tot op zekere hoogte) baat hebben bij de stoïcijnse filosofie.

Een van hun leidsmannen is de Romeinse filosoof Lucius Annaeus Seneca (± 4 v. Chr.–65 n. Chr.). Het citaat dat zij als motto voor haar boek koos, gaat nog verder: ‘Het maakt niets uit op welk punt je stopt. Stop waar je wilt, zorg alleen voor een goede slotscène.’ Dat betekent voor Paul dat hij ervoor kiest om toch pijnlijke behandelingen te ondergaan, hoewel de kans op herstel klein is. Die verlenging van zijn leven betekent veel voor hem en zijn gezin. Dat neemt niet weg dat die laatste maanden ook een oefening zijn in sterven. Havermans krijgt een hart onder de riem van Seneca: ‘Prijs de man, spiegel je aan de man die niet met tegenzin sterft terwijl hij intussen wel graag leeft.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De halve waarheid is vaak een grote leugen.

Benjamin Franklin in Poor Richard’s Almanack (1732–1758)

Benjamin Franklin (1706–1790) is vooral bekend als een van de opstellers van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) en de Amerikaanse grondwet, waardoor hij wordt beschouwd als een van Founding Fathers van het land. Zijn beeltenis siert het biljet van honderd dollar.

Franklin, zoon van een kaarsenmaker, was zelf in eerste instantie boekdrukker, maar richtte vervolgens een nieuwsblad op waarvan hij hoofdredacteur werd. Jarenlang publiceerde hij onder het pseudoniem Richard Saunders een humoristische almanak, waaruit het citaat afkomstig is. Daarin heeft Franklin het meer dan eens over de waarheid. Enkele voorbeelden:

– ‘Een leugen staat op één been, de waarheid op twee.’

– ‘Wat je raakt in een verwijt is de waarheid ervan.’

– ‘Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.’

Zo kennen we althans die laatste uitspraak in het Nederlands. Franklin zei het natuurlijk anders: ‘When the wine enters, out goes the truth.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sommigen weigeren de lening van het leven te aanvaarden om de schuld van de dood te vermijden.

Otto Rank in Will therapy (1930)

De existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom schrijft in zijn boek over doodsangst (Tegen de zon inkijken), waar hij zelf ook aan lijdt, dat sommige mensen geneigd zijn zich zo ongevoelig mogelijk te maken en niet van het leven te genieten uit angst dat ze dan te veel te verliezen hebben. Hij verwijst in dat verband naar het citaat van Otto Rank, de eerste betaalde kracht van de psychoanalytische beweging van Sigmund Freud.

Hij brengt daar een belangrijke dynamiek naar voren, namelijk die tussen ‘doodsangst’ en ‘levensangst’. Elk mens streeft ernaar zichzelf te ontwikkelen, uit te groeien tot een individu dat zijn of haar potentieel kan verwezenlijken. Maar dit brengt ook nieuwe ‘levenszorgen’ met zich mee. Want wie vrij is, is ook verantwoordelijk voor wat hij of zij doet. En wie vrij is en zelf zin aan het leven moet geven, is daarin ten diepste eenzaam. Om met deze levensangst om te gaan, zoeken mensen troost in versmelting met een ander. Maar de dreiging die ander te verliezen, kan weer doodsangst oproepen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Filosofisch consulentschap is een oefening in wijsgerig doe-het-zelven.

Dries Boele in ‘Wat is het filosofisch consulentschap?’, in Delnoij & Van der Vlist, Filosofisch consulentschap (1998)

In een filosofisch consult wordt iemand begeleid bij het stellen en beantwoorden van fundamentele vragen over zichzelf en de zin van zijn of haar bestaan. Dat heeft in de eerste plaats de vorm van een gesprek. Als iemand daarin werkelijk begrijpt wat het probleem is, is dat vaak al niet echt meer een probleem. Veel filosofisch consulenten houden dan ook op bij de formulering van een vraag en laten het aan de cliënten over om het ‘antwoord’ uit te werken door dingen in hun leven te veranderen of een belangrijke beslissing te nemen.

Volgens filosofisch consulent Dries Boele is voor het geleidelijke proces van verandering vooral zelfbegeleiding nodig: ‘alert blijven voor de macht der gewoonte, open blijven staan voor nieuwe mogelijkheden en onszelf herinneren aan eerdere voornemens.’ Een cliënt kan voor de regelmatige bezinning die daarvoor nodig is eventueel een ‘plan de campagne’ met de cliënt doorspreken, maar uiteindelijk zal die aan het wijsgerig doe-het-zelven moeten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niemand is gelukkig zonder enige vorm van verzinsel. Verzinsels zijn net zo noodzakelijk voor ons geluk als werkelijkheden.

Christian Nestell Bovee in Intuitions and summaries of thought (1862)

De informatie op de Wikipediapagina van de epigrammatische New Yorkse schrijver Christian Nestell Bovee (1820–1904) is opmerkelijk beperkt. Toch wordt hij veelvuldig geciteerd in aforismenboeken en op citatensites.
In het oorspronkelijke citaat heeft Bovee het over ‘delusion’, dat ook vertaald kan worden als ‘waan’, ‘hersenschim’ of ‘misvatting’, maar dat klinkt nog negatiever. Volgens Bovee lijken mensen, ‘net als muziekinstrumenten’, ervoor gemaakt om ‘bespeeld’ te worden. Om de harde werkelijkheid te ontvluchten zoeken we respijt in allerlei prettige verzinsels. Een cynicus zou zeggen, zegt Bovee, dat de liefde er daar een van is. Maar aan de andere kant is er volgens hem ook niets zo vervelend als iemand die alles weet en alle waandenkbeelden doorziet, en je voortdurend lastigvalt in je heerlijke illusies met de waarschuwing dat je ‘droomt’. ‘Alsof het niet heel gepast en prettig is om te dromen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is smadelijker je vrienden te wantrouwen, dan door hen bedrogen te worden.

François de La Rochefoucauld in MaximenBespiegelingen over menselijk gedrag (1664, 2008)

De Franse schrijver François VI, hertog van La Rochefoucauld (1613–1680) is vooral bekend van zijn Réflexions ou sentences et maximes morales of kortweg Maximen, die in 1664 eerst in Nederland werden uitgegeven. Met die verzameling korte, bondige uitspraken over deugd en moraal wordt hij wel beschouwd als de uitvinder van het genre van het aforisme.

Er wordt ook wel van hem gezegd dat hij de ‘filosoof van de eigenliefde’ is, maar hij toont aan dat veel menselijk handelen voortkomt uit egoïsme, maar nog niet alles. Weliswaar schrijft hij in een maxime: ‘Wat de mensen vriendschap hebben genoemd is niets anders dan een overeenkomst, een wederkerig ontzien van elkaars belangen, en een uitwisseling van goede diensten, het is kortom alleen een handel, waarbij het eigenbelang altijd iets denkt te winnen.’ Toch geloofde hij wel degelijk in ‘werkelijke’ vriendschap, al is die volgens hem nog zeldzamer dan werkelijke liefde. Je mag hem daardoor eerder een moralist dan een cynicus noemen. Dat geloof in een ware vriendschap blijkt uit het citaat op de voorkant, en bijvoorbeeld ook uit de uitspraak: ‘Als onze vrienden ons bedrogen hebben, dienen we onverschillig te zijn voor hun blijken van vriendschap, maar gevoelig voor hun tegenslagen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Caute (Voorzichtig)

Baruch Spinoza

Deze zinspreuk gebruikt Spinoza voor zijn briefzegel, die verder bestond uit een embleem van een roos met scherpe doorns (espinosa) en de initialen BDS (Benedictus de Spinoza). Biograaf Theun de Vries verklaart Spinoza’s voorzichtigheid uit zijn ervaringen met de autoriteiten van kerk en staat. De eerste deden hem in de ban vanwege godslastering en ook hem welgezinde regenten konden hem niet volledig beschermen tegen vervolging. De Vries weet niet of Spinoza zichzelf waarschuwde, ‘voor de listen en lagen van de buitenwereld’, of juist ons: ‘Pas op voor wat ik u verkondig.’ Want zijn ‘wellevenskunst’ vraagt veel stoïcijnse deugdzaamheid van wie haar wil navolgen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Chronische verslaving is een rationele keus voor deze patiënten tenzij hun de hoop op een beter leven kan worden geboden.

Hanna Pickard, geciteerd in Marc D. Feldman en Gregory P. Yates in Opzettelijk ziek (2020)

Verslaving wordt de laatste jaren steeds meer beschouwd als een (chronische) ziekte in plaats van een morele zwakte. De Amerikaanse filosofe Hanna Pickard heeft vraagtekens gezet bij deze ziektehypothese en ervoor gepleit om verslaving klinisch niet te beschouwen als een vorm van compulsie, maar als een vorm van dwang (duress). Natuurlijk is de hunkering van verslaafden naar hun drank of drugs zeer moeilijk te weerstaan. Toch is die volgens Pickard niet helemaal ‘onbedwingbaar’, want verslaafden beschikken wel degelijk over het vermogen om hun gebruik te controleren als de situatie hun daarom vraagt. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de meerderheid van de alcoholisten en drugsverslaafden hun gewoonte zonder medische interventie opgeeft als ze eind twintig of begin dertig zijn. Daarom beschouwt zij chronische verslaving als een ‘rationele keus’, omdat verslaafden de emoties van het dagelijks leven pijnlijker vinden dan de ellende van hun verslaving. Of zoals William S. Burroughs ooit heeft gezegd: ‘Je raakt verslaafd aan narcotica omdat je geen sterke motivatie voor de andere richting hebt. De drug wint bij gebrek aan beter.’ Daarom stelt Pickard voor om verslaving te zien als een rationeel proces van zelfmedicatie.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Waarom is er kwaad en niet eerder het goede?

Emmanuel Levinas, geciteerd in Jan Keij – De filosofie van Emmanuel Levinas (2006)

Volgens Leibniz was de eerste vraag van de filosofie waarom er ‘iets’ is en niet ‘veeleer’ niets. Deze vraag werd onder meer weer opgenomen door Martin Heidegger, de filosoof die in de jaren dertig van de vorige eeuw nog dacht de Führer te kunnen ‘führen’, maar later nooit expliciet rekenschap aflegde van zijn nazisympathieën. De Joodse denker Emmanuel Levinas (1906–1995) werd in eerste instantie sterk beïnvloed door Heidegger, maar ontwikkelde uiteindelijk toch een heel eigen visie op de mens. Volgens hem is de primaire vraag van de filosofie namelijk een heel andere: ‘Waarom is er kwaad en niet eerder het goede?’

Volgens Levinas-kenner Jan Keij beantwoordt Levinas die vraag echter door te onderzoeken hoe het goede mogelijk is. Hij meent dat dat op hetzelfde neerkomt. Levinas ziet het goede als het nemen van verantwoordelijkheid voor de kwetsbare Ander. Uiteindelijk gaat Levinas echter nog een stap verder en stelt hij dat de ethische relatie, het belangeloos geraakt zijn door de Ander, fundamenteel moet zijn, willen er verschijnselen als taal en zorg voor elkaar mogelijk zijn. Daarmee ligt de vraag waarom er dan ook kwaad is, echter nog open.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wees geduldig jegens alles wat nog onduidelijk is in je hart.

Rainer Maria Rilke in Brieven aan een jonge dichter (1903–1908, 2012)

Rainer Maria Rilke (1875–1926) wordt beschouwd als een van de belangrijkste lyrische dichters in de Duitse taal. Daarnaast schreef hij veel brieven, waarvan een deel ook in Nederlandse vertaling is verschenen. Rilkes denken toont verwantschap met twee grote filosofen uit zijn tijd, Arthur Schopenhauer en met name Friedrich Nietzsche, met wie hij nog een andere fascinatie deelde. Hij werd namelijk op 22-jarige leeftijd verliefd op Lou Salomé, die ook de grote (onbeantwoorde) liefde in Nietzsches leven was. Lou Salomé leerde later de psychoanalyse kennen van Freud zelf, die bij haar dood schreef: ‘Voor de grote dichter Rainer Maria Rilke, die nogal hulpeloos in het leven stond, is zij zowel muze als zorgzame moeder geweest.’

Anders dan bij Nietzsche, die de vanzelfsprekendheden van het westerse christendom en de wetenschap afwees, maar nieuwe waarheden verkondigde, vraagt Rilke om een andere houding in tijden van onzekerheid: ‘Wees geduldig jegens alles wat nog onduidelijk is in je hart / en probeer van de vragen zelf te genieten. // Zoek heden niet naar de antwoorden, / die kunnen je niet gegeven worden, / want je zou niet in staat zijn ze te beleven. / En je moet juist alles beleven. / Beleef heden de vraag.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het menselijk functioneren wordt dus zowel voor honderd procent door het lichaam veroorzaakt, maar evengoed voor honderd procent door de omgeving!

Prof. dr. Jos Egger in het ‘Voorwoord’ bij De rol van neuropsychologie bij psychotherapie – Praktische toepassingen voor de klinische praktijk (J.A.M. Vandermeulen, A. van Dijke en M.M.A. Derix, 2019)

Jos Egger, hoogleraar Contextuele neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt dat psychotherapeuten veel meer oog moeten hebben voor de ‘sterke en complexe verwevenheid van genen, hersenen, cognitie en gedrag’. Daarbij hoeven zij niet te denken dat alles wat een mens doet, denkt en voelt wordt ‘bepaald door’ wat er zijn hersenen gebeurt. Natuurlijk is wat er in diens omgeving gebeurt ook van grote invloed. Sterker nog, zo stelt hij in het citaat, beide bepalen het menselijk functioneren voor honderd procent. Want aan de ene kant wordt de invloed van de context steeds begrensd door de eigenschappen van het zenuwstelsel en de genen, en aan de andere kant hebben de structuur en de werking van de hersenen te maken met de wetmatigheden van leren en gedrag. Misschien dat er nog een derde proces is dat voor de volle honderd procent het menselijk functioneren bepaalt, en dat is dat functioneren zelf: de geschiedenis en dynamiek van het handelen, de gedachten en de gevoelens van de enkeling, in voortdurend gesprek met zichzelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het gaat er in het onderwijs niet om dát kinderen leren, het gaat erom dat ze iets leren (inhoud), dat ze het met een bepaald oogmerk (doel) leren en dat ze het van iemand (relatie) leren.

Gert Biesta op de conferentie ‘Leider zijn’ op het NIVOZ op 24-09-2014

Deze stelling van onderwijsfilosoof Gert Biesta maakt duidelijk dat onderwijs veel meer moet doen dan met digitale of schriftelijke middelen overdragen van betrekkelijk willekeurige kennis. Om te beginnen moet je (als samenleving) vaststellen wát je wilt dat kinderen leren. Zo heeft een neoliberale maatschappij alleen maar last van mensen met historisch besef, vandaar dat het vak geschiedenis geen verplicht examenvak meer is. Het wrange is dat het juist de mensen met historisch besef zijn die weten hoe gevaarlijk het is om dat niet te hebben.

Maar ook als je het eens zou worden over de inhoud, moet je er nog in slagen om een doel van dat leren te vinden dat een kind zich ook zelf eigen kan maken. Om bij het vak geschiedenis te blijven: Harry Mulisch zei altijd dat het geschiedenisonderwijs moet beginnen met de krant van gisteren. De kans is dan groter dat interesse wordt gewekt.

En ten slotte is ook de relatie van leraar en leerling van wezenlijk belang voor goed onderwijs. De leraar is altijd meer dan klassenmanager of verhalenverteller, hij is pedagoog, hij voedt op, of hij dat nu beseft of niet. Volgens Biesta behoort daar ook toe dat hij ‘een volwassen in-de-wereld-zijn’ bevordert door kinderen te bevrijden uit het gevangen zijn in hun eigen wensen en verlangens.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Engelen kunnen vliegen omdat ze niet zwaar aan zichzelf tillen.

G.K. Chesterton in Orthodoxy (1908)

De Engelse letterkundige Gilbert Keith Chesterton (1874–1936) werd wel de ‘vorst van de paradox’ genoemd. In het fragment waaruit het citaat afkomstig is, geeft hij een proeve van zijn bekwaamheid op dit gebied. Volgens hem zijn de vlugste en dapperste wezens ook de kwetsbaarste en gevoeligste. ‘De rapste dingen zijn de zachtste dingen.’ Een vogel is actief, want hij is zacht, terwijl een steen hulpeloos is, want die is hard. ‘Door zijn aard moet de steen naar beneden gaan, want hardheid is zwakte. De vogel kan door zijn aard omhooggaan, want kwetsbaarheid is kracht.’

Van heiligen wordt in de kerk altijd gezegd dat een van hun kenmerken is dat ze het vermogen hebben tot ‘lijfelijke opheffing’ (levitation), maar Chesterton meent dat je nog een stapje verder moet gaan: heiligen hebben het vermogen tot ‘lichtheid’ (levity). Volgens Chesterton weet het christendom dan ook instinctief, met name in haar kunstuitingen, dat ‘engelen kunnen vliegen omdat ze niet zwaar aan zichzelf tillen’. Terwijl de met goud behangen koningen en de hooghartigen in hun purperen mantels naar beneden zinken, want trots en lichtheid gaan niet samen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media (met dank aan Ernst Pansier)

Het is met mensen in relatie tot elkaar als met de onregelmatige werkwoorden in de diverse talen, bijna alle werkwoorden zijn onregelmatig.

Søren Kierkegaard op 28 maart 1836, in Dagboeken (vertaald door Cora Polet)

Als hij 22 jaar is, probeert Kierkegaard in een dagboeknotitie een analogie uit. Volgens hem kun je alle menselijk leven opvatten als één grote conversatie, waarin de afzonderlijke mensen de verschillende bestanddelen van de taal vertegenwoordigen. Tussen haakjes suggereert hij dat dit beeld ook over te brengen zou zijn op de naties en hun onderlinge relaties. De jonge Kierkegaard, die om zich heen veel onbenulligheid meent waar te nemen, verzucht dat zo veel mensen niet meer zijn dan bijvoeglijke naamwoorden, tussenwerpsels of voegwoorden. En wat ziet hij weinig zelfstandige naamwoorden of hoofdwerkwoorden! En dan volgt het raadselachtige citaat over de mensen die in relatie tot elkaar zijn als onregelmatige werkwoorden. Zijn de mensen nu toch allemaal werkwoorden? Dat zou aansluiten bij de existentialistische gedachte dat mensen niet (iets) ‘zijn’, maar voortdurend ‘worden’. Of zijn ze dat alleen ten opzichte van elkaar? Dat wijst op de gedachte van de existentiële eenzaamheid. En waarom bijna allemaal ‘onregelmatig’? Dat zou je kunnen lezen als de erkenning van de uniciteit van enkeling.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een moedig man is niet alleen hij die de vijand overwint, maar hij die sterker is dan zijn verlangens.

Democritus

De Griekse presocratische filosoof, astronoom, wiskundige en reiziger Democritus (ca. 460–370 v. Chr.) formuleerde onder meer een atoomtheorie van het universum: ‘Er bestaat niets dan atomen en lege ruimte, al het andere is een kwestie van opvatting.’ Wat hij dacht weten we echter alleen via andere schrijvers en de enkele fragmenten van zijn werk die bewaard zijn gebleven. Zijn ironie en cynisme vielen niet in de smaak bij Plato, die naar verluidt vond dat Democritus’ boeken verbrand moesten worden.

Democritus stond bekend als ‘de lachende filosoof’. Sommige van de overgebleven fragmenten zijn inderdaad tamelijk luchtig. Zo zei hij bijvoorbeeld dat een man die een gelukkige hand had bij het kiezen van zijn schoonzoon, er een zoon bij kreeg, maar dat wie dat niet had ook zijn dochter verloor. Volgens Democritus moest een redelijk mens zijn verlangens weten te beheersen, hoewel hij erkende dat dat moeilijk was. Sommige mannen zijn heer en meester over steden, zei hij in het vervolg op het citaat, maar slaaf van vrouwen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Onze ziel te leren kennen: dat was dus wel de vermaning van hem die voorschreef: Ken uzelf.

Socrates in de dialoog Alcibiades van Plato

Joep Dohmen noemt in zijn anthologie Over levenskunst (2002) de dialoog Alcibiades van Plato de eerste tekst over levenskunst uit de geschiedenis van de filosofie. Levenskunst is voor Plato (en Socrates) van belang voor elk individu, maar vooral ook voor mensen die een maatschappelijke functie willen bekleden. De zogenaamde ‘zorg voor zichzelf’ is voor hem dan ook ‘fundamenteel moreel van aard’.

In de dialoog ondervraagt Socrates de jonge Alcibiades streng over diens ambitie om politiek carrière te maken. Door zijn vragen dwingt Socrates Alcibiades om toe te geven dat de mens ‘iets anders’ is dan zijn lichaam, namelijk ‘datgene wat zich van het lichaam bedient’. En dat laatste kan niets anders dan de ziel zijn, moet Alcibiades toegeven. Vervolgens verwijst Socrates, in het citaat, naar het Oudgriekse aforisme ‘Ken uzelf’, een inscriptie in de Tempel van Apollo in Delphi. De conclusie is dat Alcibiades alleen dan kan slagen in zijn ambities als hij zijn ziel onderzoekt en ontwikkelt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Meta-emotie is een geordende en gestructureerde verzameling emoties en cognities over de emotie, zowel de eigen emoties als de emoties van anderen.

Gottman, J. M., Katz, L. F., & Hooven, C. Meta-emotion: How families communicate emotionally (1997)

Volgens psychologen verwijst ‘meta-emotie’ naar het idee dat wij wanneer we een emotie ervaren ook te maken krijgen met andere emoties die betrekking hebben op hoe wij die primaire emotie ervaren. Zo kan iemand die tot zijn eigen verrassing heel boos om iets wordt, bang worden van zijn eigen boosheid. Deze meta-emoties zouden voor een deel bepaald worden door de filosofie die wij over emoties hebben. Uit ontwikkelingspsychologisch onderzoek blijkt bovendien dat de filosofie van ouders over emoties (de zogenaamde parental meta-emotion philosophy) bepaalt hoe zij met de emoties van hun kinderen omgaan. En de manier waarop ouders reageren op de emoties van hun kinderen heeft weer grote invloed op voelen en denken van hun kinderen (zoals met alles het geval is). Gottman, Katz & Hooven onderscheiden twee veelvoorkomende ouderlijke filosofieën als het om emoties gaat. De eerste noemen zij ‘emotion-coaching philosophy’, waarbij ouders zich op hun gemak voelen bij hun eigen emoties en die van hun kinderen. Zij helpen hun kinderen om hun emoties te begrijpen en ze te uiten, met name verdriet en boosheid. Daartegenover staat de ‘emotion-dismissing philosophy’. Ouders die deze filosofie aanhangen, zien negatieve emoties als schadelijk. Zij zullen die van hun kinderen dan ook negeren of ontkennen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Van alle middelen tot volledig levensgeluk die de wijsheid ons verschaft, is het verwerven van vriendschap verreweg de belangrijkste.

Epicurus

In het dagelijks spraakgebruik is ‘epicurisch’ ‘ge­not­zuch­tig, weel­de­rig, wel­lus­tig, zwel­gend’ gaan betekenen. Dat doet de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.) geen recht, want in werkelijkheid hield hij zich bezig met de vraag wat je nodig hebt voor een gelukkig leven. Hij beantwoordde die vraag weliswaar met ‘genot’, maar daarbij ging het zeker niet (uitsluitend) over het zinnelijke genot van dure spijzen of verfijnde erotiek. In het huis dat hij betrok met een stoet vrienden werd weliswaar ook samen gegeten en gedronken, maar ook veel gepraat. Zelf was hij wat eten betreft de soberheid zelve, hij gaf de voorkeur aan water boven wijn en at niet veel meer dan wat brood, groenten en olijven. Voor hem was het veel belangrijker dat je nooit alleen at. ‘Want zonder een vriend is ons leven het voederen van een leeuw of een wolf.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Zonder visie geen strategie, zonder duidelijkheid van doel geen efficiëntie in actie.

Jos Kessels in De jacht op een idee (2009)

Om te komen tot een strategie voor de middellange termijn, een oplossing voor een probleem of een plan om een ambitie waar te maken, moet je volgens Jos Kessels niet alleen ‘vooruit’ kunnen denken, maar ook kunnen ‘terugdenken’. Je moet door middel van filosofisch onderzoek van je belangrijkste ideeën en waarden vaststellen aan welke criteria zo’n strategie, oplossing of plan moet voldoen. Veel mensen beseffen echter niet dat je naast feitenonderzoek ook dit soort ‘zelfonderzoek’ moet verrichten. Pas als je een visie hebt en weet wat je uiteindelijk wilt bereiken, kun je daar ‘efficiënt’ mee aan de slag gaan. Daartoe moet je ‘op jacht naar ideeën’. In dat verband bespreekt Kessels ‘misschien wel het vreemdste aspect’ van ideeën: ‘je hoeft een idee niet te maken, te ontwerpen, te construeren; je moet haar vinden, ontwaren, op het spoor komen.’ Hij baseert zich daarbij op de overtuiging van de grondlegger van de socratisch methode, Leonard Nelson: ‘Ideeën zijn waarheden die ons door louter nadenken duidelijk worden.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een socratisch gesprek is niet alleen een poging om gezamenlijk te denken, maar ook om te denken wat we gemeenschappelijk hebben.

Dries Boele in ‘Bij wijze van gespreksleiding’ in Het socratisch gesprek (Delnoij en Van Dalen, 2003)

In een socratisch gesprek wordt geprobeerd een wezenlijke vraag te beantwoorden door te reflecteren op een concreet voorbeeld dat door een van de deelnemers wordt ingebracht. Het gekozen voorbeeld om te onderzoeken moet op een of andere manier een antwoord geven op de fundamentele vraag. Met behulp van vragen proberen de andere deelnemers vervolgens als het ware een ‘filmpje’ van de gebeurtenis voor ogen te krijgen. Maar is dat wel mogelijk? Ieders perceptie en situatie zijn toch uniek? Dries Boele maakt duidelijk dat we bij een socratisch gesprek ook altijd moeten veronderstellen dat het mogelijk is om te spreken over het ‘vergelijkbare-in-ervaring’. Deelnemers moeten zich op grond van hun eigen ervaringen in wat ‘vergelijkbare’ situaties lijken, kunnen verplaatsen in de positie van de voorbeeldgever. Pas dan kun je verder met een gezamenlijk onderzoek naar de argumenten voor en tegen het antwoord.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie verlost wil worden van een kwaad weet altijd wat hij wil; wie wat beters wil dan hij heeft is stekeblind.

Johann Wolfgang von Goethe in Die Wahlverwandtschaften

Schopenhauer citeert in zijn Bespiegelingen over levenswijsheid Goethe als argument in zijn betoog dat het zinloos is om het geluk na te streven. Volgens hem kunnen we ons maar beter richten op het vermijden van lijden. Als we uit een vaag onbehagen naar een beter leven streven, dan hebben we steeds nieuwe zelfhulpboeken en positiviteitsgoeroes nodig om ons bij de arm te nemen naar het geluk. Maar als we pijn hebben of ons ergeren aan iemand, dan weten we precies wat we zouden moeten doen: een pijnstiller nemen of ons uit de voeten maken.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

De vraag is de poging met de ander iets te delen wat ons aan de eenzaamheid ontrukt.

Edmon Jabès in Le livre des questions (1963), geciteerd in Hermsen – Stil de tijd (2009)

Tijdens de Suezcrisis moest de in Egypte geboren Joodse dichter Edmond Jabès (1912–1991) zijn land verlaten. De rest van zijn leven woonde hij in ballingschap in Frankrijk. In Het boek der vragen zet hij allerlei genres in, van dialogen tot aforismen, rond de vraag: ‘hoe te zeggen wat eigenlijk niet gezegd kan worden.’ Het maakte veel indruk op Franse denkers als Derrida, Levinas en Blanchot.

Volgens Jabès is de vraag een vorm van ballingschap. De vraag legt niets vast, maar breekt juist dingen open. Daarmee verliezen we wel onze zekerheden en overtuigingen. Maar de vraag kan ons ook verlossen uit de eenzaamheid van het individuele bestaan. ‘De vraag, alle vragen zijn altijd vragen van eenzaamheid. Omdat wij de eenzaamheid willen ontvluchten, formuleren wij vragen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Dankbaarheid kan je leven gelukkiger en bevredigender maken.

Martin Seligman in Flourish: a visionary new understanding of happiness and well-being (2011)

De grondlegger van de positieve psychologie, Martin Seligman, beschrijft een eenvoudige oefening die je welbevinden vergroot en eventuele somberheid verlicht: het ‘dankbaarheidsbezoek’. Daartoe moet je de volgende stappen zetten:

  1. Sluit je ogen en haal je het gezicht voor de geest van iemand die jaren geleden iets heeft gedaan of gezegd waardoor je leven ten goede is veranderd. Het moet iemand zijn die je volgende week zou kunnen ontmoeten.
  2. Schrijf een brief waarin je hem of haar bedankt en geef die persoonlijk af. In de brief beschrijf je in circa 300 woorden zo specifiek en concreet mogelijk wat hij of zij voor je heeft gedaan en wat dat voor je leven heeft betekend.
  3. Bel die persoon op en vraag of je langs mag komen, maar vertel nog niet waarom.
  4. Lees de brief voor als je er bent.

Uit onderzoek van Seligman blijkt dat mensen die deze oefening doen op termijn gelukkiger en minder somber zijn.

Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media

De weg van de overdaad leidt naar het paleis van de wijsheid.

William Blake

De Engelse schrijver, dichter, tekenaar, schilder en graveur William Blake (1757–1827) ontwikkelde een eigen mythologie, met een romantische en mystieke inslag, die door velen duister wordt gevonden. Voor hem zijn vrijheid en verbeelding belangrijker dan conventies en rede. In zijn belangrijkste prozawerk, met gravures van eigen hand, The Marriage of Heaven and Hell, geeft hij in de ‘Proverbs of Hell’ zijn levens- en kunstbeschouwing weer. Die heeft dionysische trekjes. Waar prudentie (wijsheid, beleid, inzicht, tact) voor veel filosofen tot de kardinale deugden behoort, omschrijft hij haar als ‘een rijke, lelijke oude vrijster die het hof gemaakt wordt door Onvermogen’. En waar traditioneel bezonnenheid tot wijsheid leidt, moet je volgens Blake juist de weg van de overdaad gaan om bij het paleis van de wijsheid te komen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denkers

Thema's