Madame de Staël in De l’Allemagne (1810)
Er wordt weleens geklaagd dat er zo weinig vrouwelijke denkers van naam zijn. En als er dan eens eentje is, loopt ze ook nog eens het gevaar dat een van haar wijze uitspraken aan een man word toegewezen. Het overkwam Anne-Louise Germaine Necker, barones van Staël-Holstein (1766-1817), de Frans-Zwitserse romanschrijfster en essayiste die bekend werd onder de naam Madame de Staël. Op internet wordt de uitspraak aan de voorkant toegeschreven aan Ralph Waldo Emerson, die in zijn Society and Solitude (1870) toch keurig een noot met verwijzing naar Madame had toegevoegd.
Emerson heeft het in zijn preek bij Romeinen 14:12 over Paulus’ uitspraak dat ieder van ons zich tegenover God moet verantwoorden. Hij verzucht dat bij allen die God de gave van de intelligentie en het vermogen om gelukkig te worden heeft verleend, een zwerm engelen van het kwaad komt aanvliegen om hem met verleidingen op het verkeerde pad te brengen. Dès qu’il y a vie, il y a danger wordt As soon as there is life there is danger.
Overigens gebruikt Joseph Ledoux dit ook door hem aan Emerson toegeschreven motto in zijn boek Angstig (2017) om aan te geven dat waar leven is, angst is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Met deze zin begint het magistrale boek van de Duitse cultuurfilosoof en romanschrijver Peter Sloterdijk (1947). Het is een directe verwijzing naar de openingszin van Het communistisch manifest van Karl Marx en Friedrich Engels uit 1848. Overigens zagen die natuurlijk een ander spook rondwaren: het communisme. Maar anders dan het communisme, dat nieuw was, is het huidige spook van de religie er een dat steeds weer opnieuw opduikt. En de teruggekeerde religie wordt door ‘machthebbers van het oude Europa’ feestelijk verwelkomd met een ‘pompeus’ feest waar uiteenlopende gasten bijeenkomen, van de paus tot islamitische geleerden, Amerikaanse presidenten en Kremlinkrijgsheren, en zelfs Duitse sociologen (een sneer naar Habermas). Het enige wat het feest verstoort, is het ‘zomeroffensief van de goddelozen van 2007’, ‘waaraan we twee van de oppervlakkigste pamfletten van de recente geestesgeschiedenis te danken hebben, namelijk van Christopher Hitchens en van Richard Dawkins’.
Zelf pleit Sloterdijk niet voor een terugkeer van de oude religie maar voor een ‘antropotechnische wending’. Met een eigenzinnig beroep op filosofen als Nietzsche, Wittgenstein en Foucault stelt Sloterdijk dat de mens allereerst een wezen is dat geen genoegen neemt met het leven zoals het gegeven is. Mensen zijn voortdurend bezig om hun leven te veranderen, en dat ‘moet’ ook, maar ze kunnen dat niet alleen. Ze hebben elkaar en ‘antropotechnieken’ nodig: rituelen, technieken, oefening, training enzovoort.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Volgens de Franse ‘uitvinder van het essay’ Michel de Montaigne (1533–1592) is de dood wel het einde, maar niet het doel-einde van het leven. ‘Het is de afloop, de afsluiting van het leven, maar niet dat waar het naar streeft. Het leven moet op zichzelf gericht zijn, zichzelf tot doel hebben’ (Ik ben nogal klein van stuk, 1997). Het besef van je eindigheid betekent voor hem dan ook niet dat je achter de geraniums moet gaan zitten wachten op de dood. Hij pleit ervoor bezig te zijn en bezig te blijven, ook in het licht van dit nakende einde, ‘en onze taken in het leven zo lang mogelijk te blijven doen’, zoals werken in je moestuin. We moeten ons daarom niet om de dood bekommeren ‘en nog minder om het feit dat mijn plantjes nog niet staan’. Het komt er op aan dat werken in je tuin met je volle aandacht (‘mindfulness’ avant la lettre) en zorgvuldig te doen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het citaat van de Franse filosoof Montaigne (1533–1592) is het motto van het boek dat hoogleraar filosofie, onder andere in Tilburg, Simon Critchley (1960) samenstelde onder de titel Over mijn lijk – Wat filosofen en hun dood ons leren (2008, 2011). Juist omdat we kunnen leren te leven wanneer we weten hoe te sterven, schrijft Montaigne even daarvoor: ‘Als ik een boekenschrijver zou zijn, zou ik een lijst aanleggen, voorzien van commentaar, van de verschillende manieren waarop mensen gestorven zijn.’ Critchley heeft die handschoen opgepakt en bespreekt in kort bestek zo’n 190 dode filosofen.
Dat hij juist voor filosofen kiest, is niet zo gek als je bedenkt dat velen van hen de wijsbegeerte in verband hebben gebracht met het (leren te) sterven. Zo zegt Socrates in de dialoog Phaedo van Plato dat ‘de ware filosoof sterven als beroep heeft’.
Als we Montaigne mogen geloven, heeft iemand die geleerd heeft om te sterven, afgeleerd om slaaf te zijn. Dat betekent dat je instellen op de dood ‘niets minder is dan je instellen op de vrijheid’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De zogenaamde ‘sterfbedtest van Aristoteles’ is gebaseerd op een citaat uit de Retorica van de Griekse filosoof. Daarin stelt hij: ‘Al wat men eerder kan bezitten na zijn dood dan gedurende zijn leven is edel, want dat laatste heeft meer weg van het eigen belang.’ Tegenwoordig wordt dit door Stephen Covey en andere managementgoeroes wel als uitgangspunt genomen voor de reflectie op wat er werkelijk toe doet in je leven: Vraag je af wie je graag wilt dat er op je begrafenis spreekt, en wat die daar en dan over je zegt.
Van de Australische verpleegkundige Bronnie Ware, die lange tijd in de palliatieve zorg werkte, kunnen we leren waar mensen het vaakst spijt van hebben als ze daadwerkelijk op sterven liggen. Het citaat over trouw blijven aan jezelf staat nummer één op die lijst. De andere dingen die mensen achteraf berouwen zijn, in volgorde van belangrijkheid:
2. Ik wou dat ik niet zo hard gewerkt had.
3. Ik wou dat ik mijn gevoelens had durven uiten.
4. Ik wou dat ik contact had gehouden met mijn vrienden.
5. Ik wou dat ik mezelf had toegestaan gelukkiger te zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Vlak voordat hij in paragraaf 7 zal zeggen dat je moet zwijgen over de dingen waarover je niets kunt zeggen, houdt Wittgenstein zich in de Tractatus bezig met de dingen die er werkelijk toe doen: ethiek, leven en dood, en God. Zo beweert hij dat de dood geen gebeurtenis in het leven is, dat wij de dood niet ervaren. Ons leven heeft geen einde, op dezelfde wijze als waarop we de grenzen van ons gezichtsveld niet zien.
Maar met de constatering dat wie eeuwig wil leven, in het heden moet leven, zijn we er nog niet. Er bestaat immers geen enkele garantie voor de onsterfelijkheid of het eeuwig overleven van de menselijke ziel na de dood. Maar het aannemen van een onsterfelijke ziel lost het raadsel ook helemaal niet op. Het eeuwige leven zelf is net zo’n groot raadsel als ons huidige leven. ‘De oplossing voor het raadsel van het leven in ruimte en tijd ligt buiten ruimte en tijd.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Volgens de Schotse filosoof David Hume (1711-1776) hoeven we weinig van de filosofie te verwachten als het gaat om ons streven naar geluk. Want ‘als we nadenken over de korte duur en de onzekerheid van ons leven, hoe verachtelijk lijkt dan al ons streven naar geluk’. In feite wordt het menselijk leven meer bepaald door ‘fortuin’ of mazzel, dan door de rede. Het is eerder een ‘saai tijdverdrijf dan een serieuze bezigheid’, en wordt eerder bepaald ‘door een specifiek humeur dan door algemene principes’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hun onderzoek naar de biologische grondslagen van kennis is voor de Chileense biologen Humberto R. Maturana (1928) en Francisco J. Varela (1946–2001) aanleiding om te pleiten voor een ‘paradigmaverandering’ in de biologie en de epistemologie. Als je er goed over nadenkt, menen zij, getuigt ieder levend systeem dat in leven blijft van een diepgaande kennis: ‘leven is weten.’ Als wetenschapper of denkend mens moeten wij ons ervan bewust zijn dat alles wat wij vervolgens zeggen over die kennis van planten, dieren en mensen, in een metadomein plaatsvindt ten opzichte van het domein waarin alle leven doorleeft, ook wij. In dat metadomein van de kennis over de kennis ontdekken we onze verantwoordelijkheid voor al onze handelingen. ‘Het is niet de wetenschap dat een bom dodelijk is die bepaalt of we hem al dan niet gebruiken, maar wat we ermee willen bereiken.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Gewoonlijk voelen we ons schuldig als we iets hebben gedaan wat een ander schaadt, of daarover hebben gefantaseerd. Maar volgens de Oostenrijkse psychoanalyticus-van-het-eerste-uur Otto Rank (1884–1939) is er nog een andere bron van schuldgevoelens: jezelf schade aandoen, doordat je er niet in slaagt het leven te leven dat je is toebedeeld. Volgens Rank kiest iemand voor de ‘neurotische levensstijl’ om te ontsnappen aan doodsangst. De neuroticus weigert ‘de lening van het leven’ om ‘de schuld van de dood’ niet te hoeven betalen. Door de doodsangst te onderdrukken, ga je echter niet alleen van binnen al een beetje dood, maar word je geplaagd door wat Yalom ‘existentiële schuld’ noemt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Thich Nhat Hanh in Stilte – Luisteren in een wereld vol lawaai (2015)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
begeleiding bij bezinning
filosofisch consult
socratisch gesprek
moreel beraad