Gedachten

Discipline is iets om te koesteren.

Marli Huijer in Discipline. Overleven in overvloed (2013)

In haar boek bespreekt de Denkster des Vaderlands Marli Huijer (1955) de ideeën van een groot aantal filosofen en andere denkers over de moeizame verhouding tussen vrijheid en discipline. Zij komt tot de slotsom dat wij graag de vrijheid ‘koesteren’, maar in onze wereld van ‘ongekende mogelijkheden’ als het gaat om eten en drinken, kleding, informatie en media zijn we om te overleven aangewezen op discipline. Dat begrip heeft in de geschiedenis een slechte naam gekregen door associaties met beknotting van de vrijheid, gehoorzaamheid aan anderen of fatsoensrakkerij. Maar in deze tijd is discipline niet alleen nodig om je te beschermen tegen de overvloed, het kan je ook helpen om dingen die het leven de moeite waard maken dichterbij te brengen. Wie verder wil komen in kunst, literatuur, sport of onderwijs kan niet zonder (zelf)discipline. En ten slotte is het van belang voor ‘de opbouw en instandhouding van het netwerk van relaties waarvan we afhankelijk zijn’. Huijer ziet onder meer veel (nieuwe) mogelijkheden in het ‘uitbesteden’ van discipline. Tegenwoordig zijn er allerlei apps die je eraan helpen herinneren dat je geregeld moet bewegen (stappenteller) of op tijd naar bed moet. Je kunt ook denken aan het (eventueel virtueel) samen met anderen sporten of lijnen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We hebben geen tijd, hoewel we haar in overvloed winnen.

Hartmut Rosa in Beschleunigung. Die Veränderung der Zeitstrukturen in der Moderne (2005)

Lange tijd hebben filosofen gedacht dat nieuwe technologie ons steeds meer (vrije) tijd zou opleveren. De Engelse filosoof en wiskundige Bertrand Russell dacht dat daar de oplossing lag voor veel maatschappelijke problemen. In de toekomst zouden we nog maar een paar uur per dag hoeven te werken, en daar zouden we ook niet zo moe van worden dat we in onze vrije tijd alleen nog maar energie hadden voor oppervlakkig vermaak.
Nu lijkt dit tijdperk aangebroken te zijn met de razendsnelle (digitale) communicatie en productie, maar volgens de Duitse socioloog Hartmut Rosa (1965) is het de ‘ongemakkelijke paradox van de moderne wereld’ dat we niet lijken te kunnen genieten van die vrijgekomen tijd en meer dan ooit gebukt gaan onder tijdgebrek. Volgens Marli Huijer, die Rosa citeert in Discipline – Overleven in overvloed, hebben we daarom meer dan ooit behoefte aan discipline op dit terrein. Vroeger bepaalden instanties buiten ons op welk moment van de dag we moesten ophouden met werken of leren, maar nu moeten we dat zelf bepalen. We moeten leren (op) tijd te stoppen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We hebben tijd, te veel tijd, om verontrustende vragen te stellen.

Irvin D. Yalom in Existential psychotherapy (1980)

Volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931) moet een burger van de hedendaagse geürbaniseerde, geïndustrialiseerde, seculiere wereld het leven tegemoet treden zonder een op religie gebaseerd kosmisch betekenissysteem en losgerukt van de natuur en de gang van het eenvoudige leven. Dat levert hem/haar veel problemen op, van angst tot somberheid, ook omdat voor veel mensen hun belangrijkste dagbesteding (werk) geen intrinsieke waarde heeft.
Het dilemma is dat twee ware beweringen onveranderlijk tegenover elkaar lijken te staan:
1. De mens lijkt zin of betekenis nodig te hebben.
2. De existentiële vrijheid betekent dat het enig wat absoluut vaststaat, is dat er geen ‘betekenis’ gegeven is, geen veelomvattend, visionair plan voor het universum.
Voor een atheïst als Yalom is het probleem dus: hoe vindt een wezen dat zin nodig heeft, zin in een universum zonder zin?
De meeste westerse theologische en atheïstische systemen lijken het volgens Yalom over één ding eens: het is goed en juist om je onder te dompelen in de stroom van het leven. Als mogelijke seculiere activiteiten die mensen het gevoel van een levensdoel geven, noemt hij altruïsme, toewijding aan een goed doel en creativiteit.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Filosofie moet het leven moeilijker maken.

Arnold Heumakers in NRC Handelsblad, 11 april 2008

Volgens criticus en essayist Arnold Heumakers (1950) is het een misverstand dat het de taak is van de filosofie om problemen op te lossen. Dat kunnen we overlaten aan andere sectoren, zoals ‘het alom aanwezige therapeutendom’. Hij vraagt zich af of filosofie niet juist begint waar geen oplossingen meer zijn, zodat je ook niet meer van problemen kunt spreken. Wie denkt dat de filosofie een einde kan maken aan de problemen van mens en cultuur, bijvoorbeeld in de vorm van levenskunst of cultuurkritiek, neemt volgens hem de ‘eindigheid van de menselijke conditie’ niet serieus.
Heumakers wil dat filosofen zich richten op de waarheid en dan zou weleens kunnen blijken dat die zich niet verdraagt met het goede leven. Als je het moeilijk vindt om daarmee te leven, moet je je misschien bezighouden met levenskunst. Maar als je filosofie wilt bedrijven, moet je die ’tegenstrijdigheid zelf, zo volledig en zo radicaal mogelijk’ aan het licht brengen. ‘In onze humanistische, liberale en pragmatische wereld die voor elk probleem de passende oplossing zoekt en vaak meent te vinden, zou de filosofie het als haar rechtvaardiging, haar trots en haar unieke belang moeten beschouwen dat zij het leven niet makkelijker maakt, maar juist moeilijker.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

In de verabsolutering van de individuele vrijheid van de persoon met zijn eindeloze behoeften en verlangens kweekt onze samenleving cultuurloos gepeupel dat zich asociaal en gewelddadig manifesteert.

Ad Verbrugge in Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift (2004)

Volgens de Nederlandse filosoof en politiek activist Ad Verbrugge (1967) moeten we bij de (Hegeliaanse) term ‘gepeupel’ niet alleen denken aan het armlastige deel van de samenleving. Ook de rijkdom kent zijn gepeupel. Het ontstaan van gepeupel hangt veel meer samen met wat Verbrugge ‘cultuurverlies’ noemt. In steeds meer Nederlandse milieus is het hele idee van een ‘gemeenschap’ verdwenen. Deugden als rechtschapenheid, gemeenschapszin, eergevoel en verantwoordelijkheidsbesef hebben daar geen betekenis meer.
Het gaat er dus niet om dat die mensen niet meer naar het theater of een museum gaan, maar dat zij niet meer opgroeien in een beschaving die zorgt voor de ‘zedelijke ontwikkeling van haar burgers, zodat dezen zich lid weten van een gemeenschap en hun leven mede daarop afstemmen’. Tegenwoordig is het zelfs in kringen van de intelligentsia gebruikelijk om dan vooral te wijzen naar allochtonen (‘kutmarrokanen’), maar volgens Verbrugge is het eerder precies andersom: ‘een samenleving die door haar cultuurverlies zelf desintegreert, kan moeilijk de voorwaarden scheppen voor integratie van allochtone bevolkingsgroepen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Cinementaal Filmcyclus 2017: maandag 22 mei a.s. leidt Ronald Wolbink Woody Allen’s ‘Irrational Man’ in.

Elk voorjaar organiseert Cinementaal in samenwerking met Concordia in Enschede een thematische filmcyclus: vier films, verdeeld over vier avonden, met één overkoepelend thema. Dit jaar is dat Lastige Levensfases, met de fases Puberteit, Dertigersdilemma, Midlife en Ouderdom.

De derde filmavond in deze cyclus heeft als thema Midlife. Filosofieprofessor Abe Lucas (een prachtige hoofdrol van Joaquin Phoenix) lijdt aan het leven in Woody Allens Irrational Man.

De film wordt ingeleid door Ronald Wolbink, bedrijfskundige. Ronald Wolbink studeerde bedrijfskunde en volgde opleidingen op de terreinen filosofie, supervisiekunde en coachen. Hij promoveerde in 2012 op een filosofisch proefschrift met als titel De coach, de begeleider van de laatste mens. Verder schreef hij o.a. Filosoferen over management en organisaties en recentelijk Levenskunst à la Montaigne. Hij doceert levenskunst en (organisatie)filosofie in het hbo, bij het humanistisch verbond en aan de Internationale School voor Wijsbegeerte en heeft een eigen bureau voor filosofische gesprekken, supervisie en coachen. In zijn inleiding zal Wolbink ingaan op de thema’s die spelen in de midlifeperiode en daarbij verbinding maken met de film.

Voor meer informatie, zie http://www.cinementaal.nl of www.concordia.nl

Het bleek dat schrijven over je waarden een van de effectiefste psychologische interventies is die ooit is onderzocht.

Kelly McGonigal in Sterker met stress (2015)

In een onderzoek aan het eind van de vorige eeuw werd studenten gevraagd in hun vakantie een dagboek bij te houden. De ene helft werd gevraagd hun activiteiten van de dag te koppelen aan hun waarden, de andere helft moest alleen de goede dingen noteren die hen overkwamen. Na de vakantie bleken de eersten in een betere gezondheid en een betere stemming te zijn. Daarna werd veel vergelijkbaar onderzoek gedaan naar het effect van schrijven over je waarden, met het citaat van Kelly McGonigal als conclusie.De baten van waardenbewustzijn zijn wonderbaarlijk te noemen. Op de korte termijn voelen mensen zich krachtiger, trotser en sterker. Ze voelen zich meer verbonden met anderen, kunnen meer pijn verdragen, hebben meer zelfbeheersing en blijven niet piekeren na een stressvolle ervaring. Op de lange termijn hebben studenten hogere cijfers, gaan ze minder vaak naar de dokter en is hun geestelijk gezondheid verbeterd. Al deze effecten kunnen optreden nadat mensen slechts tien minuten stil hebben gestaan bij wat voor hen in het leven belangrijk is. Die bezinning op de zin van hun bestaan verandert hun ‘mindset’ zodanig dat ze onder meer veel beter met stress kunnen omgaan.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Meesterschap is de karaktertoestand die ervoor zorgt dat iemand de juiste keuzes maakt …

Aristoteles in Ethica Nicomachea (1106 b 36)

Volgens de Griekse denker Aristoteles (384–322 v.Chr.) is meesterschap (of deugd) dus een vast gedragspatroon dat iemand zich eigen heeft gemaakt, en wel zo dat hij bij zijn keuzes een middenweg kiest tussen wat voor hem ‘een teveel of een te weinig’ zou zijn. Verder moeten die keuzes gebaseerd zijn op een redelijk principe, namelijk dat waar iemand met praktische wijsheid naar zou handelen.
Als je één keer een juiste beslissing neemt, wil dat nog niet zeggen dat je een meester bent. Om dat meesterschap te bereiken moet je je oefenen in het goed of deugdzaam leven. Dat doe je in de eerste plaats door steeds goed na te denken over de keuzes die je daadwerkelijk hebt gemaakt en of die overeenkomen met de maatstaven die je wilt hanteren. Om wat in een bepaald geval het juiste midden voor je is, moet je volgens Aristoteles nagaan wat in de gegeven situatie te veel zou zijn (bijv. roekeloosheid) en wat te weinig (bijv. apathie). In het midden ligt de moed, en die moet je dan dus betonen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Geef een voorbeeld van een morele regel!’

Wittgenstein tegen Popper, zoals beschreven in Poppers Autobiografie (1978)

In 1946 nodigde de Moral Sciences Club in Cambridge wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902–1994) uit om een voordracht te houden over een ‘filosofische puzzel’. Het was duidelijk dat Ludwig Wittgenstein (1889–1951) achter deze uitnodiging zat. Deze vond immers dat er geen werkelijke filosofische problemen bestaan, alleen puzzels die ontstaan door onjuist taalgebruik. Dit was een van de stellingen waar Popper ‘de meest hartgrondige hekel’ aan had, en hij besloot een rede te houden over de vraag: ‘Zijn er filosofische problemen?’
In zijn lezing beweerde Popper van wel. Het voorbeeld ‘Kunnen we dingen kennen door middel van onze zintuigen’ wees Wittgenstein af: dat was eerder een logisch probleem. ‘Bestaat oneindigheid?’, opperde Popper vervolgens. Nee, zei Wittgenstein, dat is een wiskundig probleem. Ten slotte noemde Popper het vraagstuk van de geldigheid van morele normen. Zijn woorden kracht bij zettend met een zwaaiende pook, riep Wittgenstein uit: ‘Geef een voorbeeld van een morele regel!’ Daarop antwoordde Popper: ‘Geen gastsprekers met poken bedreigen.’ Wittgenstein beende woedend de kamer uit.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De tijd brengt de geest van zijn plannen af.

Antiphon

Hoewel de geleerden het niet eens zijn of Antiphon de sofist en Antiphon van Rhamnus een en dezelfde persoon zijn, wordt van een zekere Antiphon (5de eeuw v.Chr.) gezegd dat hij een schild op zijn huis liet aanbrengen waarop hij claimde dat hij ‘gekwelden’ met woorden kon genezen. Daarmee zou je hem de eerste psychotherapeut kunnen noemen.

Hij zag deze ‘kunst om verdriet te genezen’ (technè alupias) naar analogie van de methode waarmee artsen zieken behandelen. Dicht bij de agora in Corinthe hield hij praktijk om door verdriet getroffenen beter te maken door middel van spreken. Hij vroeg eerst naar de oorzaken van de kwelling en vervolgens ‘ontlastte en troostte’ hij zijn patiënten met zijn gave van het woord. Overigens achtte hij deze kunst uiteindelijk beneden zijn stand en hij besloot zich te richten op de studie van de retorica.
In het citaat verwijst hij naar het effect van bezinning op iemand met boze plannen. ‘In de aarzeling ligt de mogelijkheid dat het ook niet gebeurt.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Want zo de liefde je kroont, zij kruist je ook. En al dient zij tot je groei, zij snoeit je evenzeer.

Kahlil Gibran in De profeet (1923, Nederlandse vertaling van C. Verhulst, 1929/1985)

Na Shakespeare en Laozi (of Lao-tse, de grondlegger van het taoïsme) is Kahlil Gibran (1883-1931) de best verkochte dichter aller tijden. De in Libanon geboren kunstenaar, schrijver en dichter, die een groot deel van zijn leven in de VS woonde, schreef in 1923 een reeks filosofisch-poëtische stukken die werden uitgegeven onder de titel De profeet. In de jaren zestig werd hij geadopteerd door de hippies en werd het boek pas echt een bestseller, en zijn ideeën over ‘spirituele liefde’ blijven populair bij newageadepten.

Natuurlijk moet je de liefde volgen als zij je wenkt, ‘al zijn haar wegen zwaar en steil’. De liefde brengt je tot grote hoogten, maar rukt ook je wortels uit de grond. In een reeks van beelden wordt aan de ene kant bezongen dat de liefde het hoogste is wat je kunt bereiken, maar ook dat je er niet zonder kleerscheuren van afkomt: ‘zij dorst je tot je naakt bent.’ Dit alles doet de liefde met als hoger doel je te brengen tot kennis van wat er in het ‘verborgene van je hart’ is, waardoor je ‘een deel van ’s levens hart’ zult worden. Als je niet bereid bent jezelf op het spel te zetten, kun je maar beter warme kleren aantrekken en ‘de seizoenloze wereld’ ingaan, ‘waar je zult lachen, maar niet je volle lach, en wenen, maar niet al je tranen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De verhouding tussen de macht van het woord en de samenstelling van de ziel is dezelfde als die tussen de samenstelling van een geneesmiddel en de staat van het lichaam.

Gorgias in Helena (vertaling vincenthunink.nl)

De Griekse sofist en wijsgeer Gorgias van Leontini (ca. 480–376 v.Chr.) heeft een slechte naam gekregen door de gelijknamige dialoog van Plato, waarin Socrates de grond aanveegt met hem en zijn collega’s. Plato/Socrates verwijt Gorgias dat het hem meer om de vorm dan de inhoud van zijn beweringen gaat. Kentheoretisch én politiek gezien lopen Plato en Gorgias zeer uiteen. Volgens Plato bestaat er een werkelijkheid achter de zintuiglijke werkelijkheid, de wereld van de Ideeën, en daar is kennis van mogelijk, maar alleen voor de wijsgeer. Vandaar dat de staat moet worden geleid door een filosoof-koning. Voor Gorgias bestaat er niet zoiets als een objectieve waarheid, en dus gaat het erom dat je je eigen mening zo goed mogelijk verwoordt om anderen daarvan te overtuigen. Hij is dan ook een voorstander van democratie.

Uit het citaat blijkt dat hij zich zeer wel bewust is van de kracht van het woord. ‘Want zoals bepaalde middelen bepaalde sappen uit het lichaam drijven en sommige een eind aan een ziekte maken, maar andere aan het leven, zo is het ook met woorden: sommige brengen verdriet, andere genoegen, andere jagen angst aan, weer andere doen hun toehoorders moed vatten òf bedwelmen en betoveren hun ziel met een kwalijk soort overreding.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De waarheid kan niet bewezen worden. De waarheid bewijst al het andere.

Leo Tolstoj in Mijn kleine evangelie (1883, 2002)

Er zijn meer pogingen gedaan om de essentie van de Bijbelse evangelies van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes tot een geheel te vormen, maar er was de visie en het talent van de Russische schrijver Leo Tolstoj (1828-1910) voor nodig om daar in zekere mate in te slagen. Het begon ermee dat Tolstoj toen hij vijftig was zichzelf en alle wijzen in zijn omgeving vroeg wie hij was en waar de zin van zijn leven uit bestond. Hij kreeg alleen maar antwoorden die hem zeer deprimeerden: dat hij een toevallige verzameling deeltjes was en dat het leven geen zin had. Maar dan realiseert hij zich dat hij als kind, toen hij nog geloofde, wel wist wat de zin van het leven was, en dat de mensen om hem heen die nog wel geloven (‘de meerderheid van hen die niet door rijkdom werden verdorven’), een waarachtig leven leiden.
Bij het citaat verwijst Tolstoj naar Johannes 10:1-3, de gelijkenis van de goede herder. De schapen herkennen de goede herder aan het feit dat hij de schaapskooi ‘door de deur’ binnengaat, en niet als een rover ergens anders naar binnenklimt. Jezus vergelijkt zichzelf met de deur van de schaapskooi: ‘wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Bavianen en wetenschappers stellen dezelfde vragen.

Shirley Strum en Bruno Latour in ‘Redefining the social link: from baboons to humans’ (1987)

Van oudsher gingen biologen ervan uit dat je een bavianengemeenschap in betrekkelijk eenvoudige termen en structuren kon beschrijven, bijvoorbeeld aan de hand van een dominantiehiërarchie. Een baviaan had een bepaalde rol in zijn groep op grond van zijn (dominantie)positie. Maar waarom zijn bavianen dan – zoals uit onderzoek blijkt – voortdurend aan het toetsen wat de verhoudingen zijn, wie er bondgenoot is met wie, wie er over wie de baas speelt, en welke strategieën hun doelen het best dienen? In feite zijn de bavianen onderling voortdurend aan het onderhandelen om te bepalen hoe hun samenleving in elkaar zit. En dat is precies hetzelfde wat de biologen doen die hen observeren!

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Waarom had Korea in de negentiende eeuw geen wetten?’

Roger de Weck, geciteerd door Caroline de Gruyter, NRC Handelsblad, 22 maart 2014

In een column vraagt Caroline de Gruyter zich af waarom wij ons zo druk bezighouden met het formuleren van gedragscodes, regels, voorschriften en wetten. Roger de Weck, de baas van de Zwitserse publieke omroep, reageert met de wedervraag in het citaat. Het antwoord op die vraag is dat de maatschappelijke en sociale conventies in die tijd in Korea zo sterk waren dat er geen wetten nodig waren. Nederland en Europa in het algemeen hebben volgens De Weck te lijden van precies het tegenovergestelde probleem: ‘De maatschappij weet weinig grenzen meer te stellen.’ Je kunt bijvoorbeeld denken aan het gedrag van banken, belastingontwijkers of vervuilende industrieën: als het niet verboden is, dan mag het.
Volgens De Weck wil de ironie nu dat het maken van wetten weinig zin heeft. Zodra een wet is aanvaard, wil iedereen hem weer veranderen: hij is altijd te slap of juist te streng. ‘Wetten weerspiegelen niet de heersende moraal, maar gevoelens of belangen van de groep die ze erdoor gedrukt heeft.’ De crisis in Europa is volgens hem dan ook vooral moreel van aard.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Tolerantia non est nisi in malis – tolerantie is niets zonder kwaad

Augustinus

De Nederlandse socioloog en jurist Kees Schuyt (1943) omschrijft tolerantie als ‘het bewust achterwege laten van een negatieve reactie tegen iets of iemand waar men reële en serieuze bezwaren tegen heeft’ (In: Fokkema & Grijzenhout, Rekenschap 1650–2000, 2001). Intolerantie is dan het juist wél voltrekken van een negatieve handeling op grond van die negatieve houding.

Het eerste kenmerk van tolerantie is dus het vaststellen dat iets (een idee, een gedraging, een groep of organisatie) een ‘kwaad’ vormt. Daar verwijst het citaat van Augustinus naar. Iets wat je koud laat of wat je goed vindt, hoef je niet te tolereren. Tolerantie is dus in ieder geval geen onverschilligheid.
Het tweede kenmerk van tolerantie is dat je in principe ‘bij machte’ bent om aan het kwaad een einde te maken. Het veronderstelt dus macht. Als je er toch niks aan kunt doen, rest je niets anders dan berusting. Het derde kenmerk is terughoudendheid: je zou het kwaad kunnen opheffen, maar je ziet daar vanaf, omdat je je dan aan een groter kwaad schuldig zou maken. Daarmee is het vierde kenmerk van tolerantie genoemd: het is gebaseerd op een vergelijking tussen twee kwaden. Degenen die pleitten voor (religieuze) tolerantie in de zestiende en zeventiende eeuw waren wel degelijk gekant tegen ketters, maar nog méér tegen het doden ervan.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je moet je geest veranderen, niet je omgeving.

Seneca in Epistula XXVIII

Aan het eind van zijn leven schrijft de Romeinse filosoof Lucius Annaeus Seneca (4 v.Chr.–65 n.Chr.) een reeks brieven aan zijn ‘dierbare’ vriend Lucilius. Overigens zijn de geleerden het er niet over eens of de brieven ook daadwerkelijk verzonden zijn of dat het hier vooral een literaire vorm betreft.
In de 28ste brief gaat Seneca in op een verzuchting van Lucilius dat die ondanks een lange reis en afwisseling van zijn omgeving toch niet zijn ‘treurnis en zwaarmoedigheid’ heeft kunnen afschudden. Volgens Seneca is deze ervaring van Lucilius bepaald niet ongewoon of ongehoord. Hij verwijst naar Socrates die tegen iemand met een vergelijkbare klacht zei: ‘Waarom verbaas je je erover dat reizen je niets opleveren, waar je toch jezelf meeneemt? Dezelfde oorzaak die je wegdreef bedrukt je nog steeds.’ Waar je ook heen vlucht, ‘je neemt jezelf op die vlucht mee’, zegt Seneca zelf. ‘Je moet je geest bevrijden van die last’, en dat doe je door je geest te veranderen, niet je omgeving.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Tijd is leven.

Thich Nhat Hanh in Stilte – Luisteren in een wereld vol lawaai (2015)

Toen de van oorsprong Vietnamese boeddhist Thich Nhat Hanh (1926) tot novice was gewijd, moest hij vele korte verzen uit zijn hoofd leren. Het eerste vers dat hij leerde, ging als volgt:
‘Ik word wakker en glimlach,
24 gloednieuwe uren liggen voor me.
Ik neem me voor ieder moment volledig te leven
en alles wat is met mededogen te bekijken.’
Volgens Thich Nhat Hanh zijn dit soort verzen zeer geschikt als hulpmiddel bij de beoefening van mindfulness. Bij de eerste regel adem je in, bij de tweede uit, bij de derde weer in enzovoort. Inhoudelijk richt het vers je aandacht ‘op de heilige dimensie van datgene waarmee je bezig bent’.
Veel mensen gunnen zichzelf dit soort ‘luxe’ bezigheden niet, want immers: ‘tijd is geld.’ Voor Thich Nhat Hanh is tijd echter veel meer dan dat: ‘Tijd is leven.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik kan dit vertrouwen in het rationele karakter van de werkelijkheid en in het feit dat diezelfde werkelijkheid tot op zekere hoogte voor de menselijke rede toegankelijk is, niet anders tot uitdrukking brengen dan door het woord ‘religieus’.

Albert Einstein, geciteerd in Walter Isaacson – Einstein: De biografie (2007)

Dit antwoordt de grote natuurkundige Albert Einstein (1879–1955) zijn vriend Maurice Solovine, een Roemeense filosoof en wiskundige. Deze laatste had gezegd dat hij het ‘vreemd’ vond dat Einstein de begrijpelijkheid van de wereld zag als een ‘eeuwig mysterie’. Einstein stelde dat het logischer zou zijn als er alleen maar chaos was, en dat het daarom zo bijzonder is dat er zo veel orde in het universum is. Hij verwijt positivisten (die menen dat je alleen zintuiglijke kennis kunt opdoen) en atheïsten dat ze geen oog hebben voor dit ‘wonder’.

De in het citaat genoemde overtuiging gaat ook in tegen de kwantummechanica die dan aan het opkomen is. Volgens deze theorie kunnen we het gedrag van subatomaire deeltjes, en dus van de bouwstenen van de werkelijkheid, alleen statistisch beschrijven en niet in fundamentele wetmatigheden. Tegen een andere vriend, Max Born, zegt Einstein daarover: ‘Zelfs het grote aanvankelijke succes van de kwantummechanica doet mij niet geloven in een fundamenteel dobbelspel, hoewel ik besef dat onze jongere collega’s dit interpreteren als een gevolg van seniliteit.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Vergissen is menselijk …

Lucius Annaeus Seneca

Wat inmiddels misschien een cliché is geworden, was ooit de wijsheid van een groot man: de Romeinse schrijver en stoïcijns filosoof Lucius Annaeus Seneca (4 v.Chr.–65 n.Chr.). Voor hem waren er overigens al anderen geweest die een vergelijkbare gedachte koesterden, zoals Titus Livius en Cicero. Maar Seneca’s gedachten gingen verder. Niet alleen is vergissen volgens hem menselijk, maar het volharden in die vergissing is ‘des duivels’, en een derde mogelijkheid is er niet. Errare humanum est, perseverare autem diabolicum, et tertia non datur.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Ben ik verliefd? Ja, want ik wacht.’

Roland Barthes in De taal der verliefden (1980)

Het boek van de Franse literatuurtheoreticus en filosoof Roland Barthes (1915–1980) verscheen oorspronkelijk als Fragments d’un discours amoureux. Barthes achtte een dergelijk boek noodzakelijk omdat hij heeft geconstateerd dat het ‘vertoog’ (discours) van de verliefde er tegenwoordig een is van ‘uiterste eenzaamheid’. De taal der verliefden wordt door velen gesproken, maar door iedereen genegeerd. We vinden de woorden van de liefde niet terug in andere domeinen, zoals wetenschap, techniek, politiek of kunst. Barthes probeert door te dringen in het bewustzijn van de verliefde, met al zijn verwarring, gefrustreerde verlangen, jaloezie enzovoort.
Met het citaat laat Barthes zien dat je weet dat je verliefd bent als je merkt dat je aan het wachten, steeds weer aan het wachten bent, tot het volgende telefoontje, tot hij/zij er eindelijk weer is. ‘De ander wacht nooit’. Al doet de verliefde zijn best om afleiding te zoeken of ook een keer te laat te komen, ‘de fatale identiteit van de verliefde is juist deze: ik ben degene die wacht’. En het voorwerp van de verliefdheid heeft het voorrecht van alle machtigen en machthebbers: iemand laten wachten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Minder economie, meer filosofie.

Bas Jacobs, Rick van der Ploeg en Sjeng Scheijen in NRC Handelsblad (18 december 2014)

Onder deze kop gaan slavist Scheijen en de economen (!) Jacobs en Van der Ploeg in een opiniestuk tekeer tegen de bezuinigingen op de geesteswetenschappen. Zij betogen dat sommige opleidingen, zoals vreemde talen, kunstgeschiedenis en filosofie, grote maatschappelijke opbrengsten hebben, zowel financieel als niet-financieel. Economen noemen dat ‘positieve externe effecten’. Die ontbreken bij studies als economie, psychologie of recht, en daarvan mag het collegegeld best wat hoger worden. Wie daarin afstudeert, ziet zijn maatschappelijke waarde rechtstreeks terug in zijn portemonnee.
Zij wijzen ook op het economisch belang van intellectuele vorming. In Amerika vinden classici en historici van topuniversiteiten banen bij banken of verzekeringsmaatschappijen. Zij blijken beter te kunnen omgaan met snelle veranderingen in economie en samenleving. En wat te denken van het feit dat er in Nederland geen Pools of Oekraïens gestudeerd kan worden, terwijl die landen steeds belangrijker worden in Europa. ‘Het Nederlandse onderwijsbeleid is inmiddels doordesemd van cynisme: men kent overal de prijs, maar nergens meer de waarde van.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor sommige mensen is alleen de aanblik van het medicijn al doeltreffend genoeg.

Michel de Montaigne in De essays (1595)

Dat de macht van de verbeelding groot is, blijkt onder meer uit het placebo-effect: het feit dat veel mensen beter worden van een nepmiddel. Een van de eersten die hierover schreef, was de Franse denker Michel de Montaigne (1533–1592). Hij zag dit als de reden waarom veel artsen patiënten vooraf ‘niets dan loze beloften doen dat zij zullen genezen’. De verbeelding moet ‘hun nepdrankjes kracht bijzetten’.
Voor de werking van die nepbehandeling is echter wel het gezag van een arts of apotheker nodig. Montaigne vertelt over een koopman uit Toulouse met nierstenen die zich vaak lavementen liet voorschrijven. Hij liet een apotheker alle voorbereidingen doen en gedroeg zich alsof hij ze kreeg, maar liet het daadwerkelijk toedienen achterwege. Dit had op hem dezelfde uitwerking als bij mensen die de klisteerspuit wel hadden gebruikt. Toen zijn vrouw – om kosten te besparen – probeerde de spuit louter met warm water te vullen, leverde dat echter niets op.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Mens zijn is weigeren de gegeven werkelijkheid als vaststaand te beschouwen.

Susan Neiman in een interview met Filosofie Magazine (december 2014)

Met grote aarzelingen wijst ze op haar zielsverwantschap met Hannah Arendt en noemt ze zichzelf desgevraagd de belangrijkste hedendaagse denker over het kwaad. De Amerikaanse filosofe Susan Neiman (1955) won in 2014 de prestigieuze Spinozalens voor ethiek en samenleving voor haar boeken Het kwaad denken en Morele helderheid. In dat laatste werk grijpt ze terug op het onderscheid van Immanuel Kant ‘tussen de wereld zoals die is en de wereld zoals die zou moeten zijn’. In het eerste geval vraag je naar de waarheid, in het tweede geval naar de moraal. Het is dit onderscheid dat ethiek mogelijk maakt.
In een recenter boek – Waarom zou je volwassen worden – bespreekt ze het onvermogen van moderne mensen om ‘evenveel gewicht toe te kennen aan de werkelijkheid als aan het ideaal’. Met name in intellectuele kringen is het bon ton om elk idealisme af te doen als ‘naïef wensdenken’. Net als de ‘kinderlijke dogmatiek’ van vroeger – toen men de kerk of de partij voor zich liet denken – is het een weigering om volwassen te worden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat niet in ons is, dat beroert ons ook niet.

Herman Hesse in Demian. Die Geschichte einer Jugend (1919)

De Zwitserse dichter en romanschrijver Hermann Hesse (1877–1962) publiceerde de roman Demian oorspronkelijk onder het pseudoniem Emil Sinclair, tevens de naam van het hoofdpersonage. Emil ontwikkelt zich in dit boek van een verlegen kind tot een mysticus, in eerste instantie onder invloed van Max Demian. Later ontmoet hij ook de organist Pistorius die hem als een soort therapeut of wijsheidsleraar helpt zijn gedachten en gevoelens te begrijpen.
Pistorius hangt een vorm van idealisme aan: ‘Er is geen werkelijkheid als die welke wij in ons hebben.’ Volgens Pistorius leven de meeste mensen ‘onwerkelijk’ omdat zij de beelden van buiten voor het werkelijke houden en hun eigen binnenwereld niet tot spreken laten komen. Daar kun je volgens hem best gelukkig mee worden, maar niet als je eenmaal naar je zelf bent ingekeerd. Dan heb je die keuze niet meer. Daarmee maak je het voor jezelf wel zwaar, want het betekent ook dat je steeds bij jezelf te rade moet gaan, ook als je denkt ‘beroerd’ te worden door iets wat buiten jezelf lijkt te staan. ‘Als wij iemand haten, dan haten wij in zijn beeld iets, wat in onszelf zit.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Pas op voor de onbeminden, want zij zullen uiteindelijk zichzelf iets aandoen. Of mij.

Jim Carrey in Full Speech: Jim Carrey’s Commencement Address at the 2014 MUM Graduation

Als je hem bezig ziet in zijn films zou je het niet zeggen, maar de acteur met het ‘elastieken gezicht’ Jim Carrey (1962) doet aan transcendente meditat

ie en kan zich ook behoorlijk goeroeachtig uitdrukken. In een toespraak ter gelegenheid van het afstuderen van de class of 2014 aan de Maharishi University of Management in Iowa geeft hij zijn publiek tussen vele grappen de nodige wijsheden mee.

Hij vertelt onder meer over zijn vader, die in plaats van het onzekere bestaan van een komiek koos voor de zekerheid van een boekhoudersleven, maar na jaren trouwe dienst zijn baan verloor. ‘Je kunt ook falen in wat je niet wilt.’ In het citaat spreekt hij de overtuiging uit dat mensen van wie niet gehouden wordt, gevaarlijk zullen worden.
Jim Carrey houdt de afgestudeerden ten slotte voor dat ze kunnen kiezen tussen angst en liefde, en dat zij het universum kunnen vragen om wat ze echt willen. Als ze dan niet meteen krijgen wat ze willen, is het universum waarschijnlijk te druk met het vervullen van de wensen van … Jim Carrey.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik heb het verstand dat grondig overweegt en de toekomst berekent al genoeg geprobeerd / van nu af aan zal ik proberen de dwaasheid aan te nemen.

Rumi, geciteerd in Hein Stufkens & Marcel Derkse – De herberg van het hart – Franciscus en Rumi als gidsen voor onze tijd (2003)

De Perzische denker en dichter Mohamed DJalal ad-Din Balkhi Rumi (1207–1273) was oorspronkelijk geleerde en jurist, maar hij veranderde radicaal door zijn ontmoeting en vriendschap met de soefi-mysticus en derwisj Sjems Tebrizi. Vanaf dat moment zwoor hij het denken af en omarmde hij de dwaasheid van de dans en de muziek als manier om een te worden met de goddelijke Geliefde. Het feit dat je daarmee het risico loopt de risee van de intelligentsia te worden, nam hij nadrukkelijk op de koop toe. ‘Laat de veiligheid achter je en ga waar vrees en gevaar is. / Vergeet je reputatie en waardigheid. Wees publiekelijk onteerd.’ Men zegt dat bij zijn dood de moslims, joden en christenen in Konya (nu Turkije) streden om de eer om hem te mogen begraven. Zijn zoon stichtte de orde van de ‘dansende derwisjen’, die nog altijd bestaat.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We kunnen organismen volgens mij beter als probleemoplossers zien dan als najagers van doelen.

Karl R. Popper in zijn Autobiografie (1974, 1978)

Wetenschapsfilosoof sir Karl Raimund Popper (1902-1994) ging ervan uit dat de evolutie een gegeven was, maar hij was minder onder de indruk van het wetenschappelijk karakter van de theorievorming op dat gebied. In zijn terminologie is het darwinisme een ‘metafysisch onderzoeksprogramma’, wat betekent dat er nog heel wat moet gebeuren om er een theorie van te maken waar toetsbare hypothesen uit kunnen worden afgeleid. Popper zelf had al eerder een soort ‘evolutie’ van het menselijk denken beschreven, waarbij het oplossen van problemen aan de basis van het streven naar kennis ligt. Hoewel volgens hem inderdaad ieder organisme voortdurend met uitroeiing wordt bedreigd, neemt dat gevaar altijd de vorm aan van concrete problemen die om een oplossing vragen. En bij dergelijke concrete problemen staat lang niet altijd het overleven op het spel. Een vogelpaar met als probleem een goede plaats te vinden voor hun nest, is voor hun voortbestaan niet afhankelijk van de oplossing daarvan. Volgens Popper gaat het meer om een probleem wat betreft ‘voorkeuren’. Dit maakt ook een rationele verklaring mogelijk van ‘emergente evolutie’, het gegeven dat er bepaalde eigenschappen ontstaan die niet herleidbaar zijn tot de samenstellende delen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

‘Wat zou beter voor ons zijn om te geloven’! Dat lijkt heel erg op een definitie van de waarheid.

William James in Pragmatism (1907, 1955)

Iedereen heeft wel een vaag idee wat ‘waarheid’ zou kunnen betekenen, anders zouden we het woord ‘waar’ niet kunnen gebruiken. Maar de werkelijke betekenis van waarheid is een kwestie die zo oud is als de filosofie zelf. Is waarheid ‘overeenstemming met de feiten’? Maar hoe bepaal je dan wat de feiten zijn? Is waarheid dat ‘wat de meeste verstandige mensen aannemen dat het geval is’? Maar de geschiedenis is vol met uitspraken en theorieën die destijds werden verketterd of belachelijk gemaakt, en slechts door een enkeling werden geloofd, maar waarvan we nu behoorlijk zeker zijn.
Het pragmatisme, waarvan de Amerikaanse denker William James (1842-1910) een van de belangrijkste vertegenwoordigers is, komt met een alternatief. Volgens James is het niet zo dat waarheid een categorie is die naast bijvoorbeeld ‘het goede’ en ‘het schone’ bestaat, maar is de waarheid een bepaald soort ‘goeds’. ‘Het ware is de naam voor alles wat zichzelf bewijst als een goede overtuiging.’ Als er een leven is dat we beter zouden kunnen leiden, en een idee dat ons zou helpen dat betere leven te leiden als we erin zouden geloven, dan zou het werkelijk beter zijn om daarin te geloven.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ieder van ons is meerdere anderen, is velen, is een uitgebreide reeks zichzelven.

Fernando Pessoa, onder de naam Bernardo Soares, in Het boek der rusteloosheid (1982, 1990)

Als schrijver wordt de Portugees Fernando Pessoa (1888–1935) bij het teruglezen van schrijfsels uit het verleden geconfronteerd met een aantal ‘absolute anderen’, ‘vreemde wezens’ die de ik-personen van toen nu voor hem zijn. Je zou kunnen zeggen dat hij daar de consequentie uit trekt door onder ruim twintig heteroniemen te publiceren. Vervolgens stelt hij zichzelf ten doel iedere emotie een persoonlijkheid te geven, ‘iedere zielstoestand een ziel’. Daarmee personifieert hij dus alle tegenstrijdige gevoelens die in zijn borst huizen. En hij claimt dat die gespletenheid voor ons allemaal geldt. ‘In de uitgestrekte kolonie van ons zijn bevinden zich lieden van velerlei soort, die verschillend voelen en verschillend denken.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denkers

Thema's